Steen 1506 Specerijen uit het Verre Oosten

Specerijen uit het Verre Oosten
1 / 36
next
Slide 1: Slide
BurgerschapskundeBasisschoolGroep 5

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Specerijen uit het Verre Oosten

Slide 1 - Slide

Wat zijn specerijen?

Slide 2 - Open question

Waar ligt het Verre Oosten?

Slide 3 - Open question

Wat gaan we leren?
Leesdoel: je oefent met verwijswoorden

Leerdoel: je leert over de specerijen uit het Verre Oosten

Slide 4 - Slide

Wat is een verwijswoord?
Wie kent er een verwijswoord?
Wie kan een verwijswoord gebruiken in een zin?
Is er een hulpje wat we kunnen gebruiken?

Slide 5 - Slide

Luister goed
Je juf of meester leest voor

Slide 6 - Slide

Zoeken
Kleur de volgende woorden in je tekst. Doe dit met een licht kleurtje. De woorden tussen haakjes zijn de woorden die erna komen in de zin.

Ze (geven)
Het (zijn)
Ze (terug)
Hun (schip)

Slide 7 - Slide

Waar verwijst de eerste 'ze' naar?
A
smaakje
B
kruiden
C
peper en kaneel
D
lekker

Slide 8 - Quiz

Waar verwijst 'het' naar?
A
voorbeelden
B
specerijen
C
couscous en peperkoek
D
planten

Slide 9 - Quiz

Waar verwijst de tweede 'ze'naar?
A
handelaren
B
negen maanden
C
Verre Oosten
D
specerijen

Slide 10 - Quiz

Waar verwijst 'hun' naar?
A
schip
B
ruim
C
heerlijke specerijen
D
handelaren

Slide 11 - Quiz

Luister goed
Je juf of meester leest voor

Slide 12 - Slide

Zoeken
Er zitten vier verwijswoorden in dit stukje tekst. Zoek deze met je buurman of buurvrouw en onderstreep ze.

Slide 13 - Slide

Gevonden?
De verwijswoorden zijn:

Het (gedroogde)
Ze (zwart)
Ze (gedroogde)
Ze (zo)

Slide 14 - Slide

Waar verwijst 'het' naar?
A
gedroogde besjes
B
peperkorrels
C
rood
D
besjes

Slide 15 - Quiz

Waar verwijst de eerste 'ze' naar?
A
rood
B
geplukt
C
specerijen
D
besjes

Slide 16 - Quiz

Waar verwijst de derde 'ze' naar?
A
kruiden
B
specerijen
C
peper
D
duur

Slide 17 - Quiz

Luister goed
Je juf of meester leest voor

Slide 18 - Slide

Zoeken
Er zitten twee verwijswoorden in dit stukje tekst. Zoek deze met je buurman of buurvrouw en onderstreep ze.
Bedenk ook vast waar ze naar verwijzen.

Slide 19 - Slide

Gevonden?
De verwijswoorden zijn:

Ze (zijn)
Ze (te)

Slide 20 - Slide

Waar verwijst de eerste 'ze' naar?

Slide 21 - Open question

Waar verwijst de tweede 'ze' naar?

Slide 22 - Open question

Luister goed
Je juf of meester leest voor

Slide 23 - Slide

Zoeken
Er zitten twee verwijswoorden in dit stukje tekst. Zoek deze alleen en onderstreep ze.
Bedenk ook vast waar ze naar verwijzen.

Slide 24 - Slide

Gevonden?
De verwijswoorden zijn:

Ze (dan)
Het (heeft)

Slide 25 - Slide

Waar verwijst 'ze' naar?
A
drogen
B
kaneelstokjes
C
stukjes bast
D
krullen

Slide 26 - Quiz

Waar verwijst 'het' naar?

Slide 27 - Open question

Luister goed
Je juf of meester leest voor

Slide 28 - Slide

Zoeken
Er zitten verwijswoorden in dit stukje tekst. Ik zeg nu niet hoeveel.
Zoek deze alleen en onderstreep ze.
Bedenk ook vast waar ze naar verwijzen.

Slide 29 - Slide

Gevonden?
De verwijswoorden zijn:

Hij (lijkt)
Het (is)
Ze (hebben) 
Er (dus)

Slide 30 - Slide

Waar verwijst 'hij' naar?

Slide 31 - Open question

Waar verwijst 'het' naar?

Slide 32 - Open question

Waar verwijst 'ze' naar?

Slide 33 - Open question

Waar verwijst 'er' naar?

Slide 34 - Open question

Welke verwijswoorden ken je?

Slide 35 - Open question

Welke specerijen ken je?

Slide 36 - Open question