Islam

Monniken en ridders c
1 / 11
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Monniken en ridders c

Slide 1 - Slide

Inhoud
Huiswerk
Opdracht 10 t/m 17
Herhaling
Uitleg
Huiswerk

Slide 2 - Slide

Huiswerk
10: A. Paus B. Bisschop C. Bisdom D. Priester E. Parochie

11 a: Een heilige is een bijzonder mens die opvalt door zijn voorbeeldige leven en goede daden.
11 b: Bijvoorbeeld: Als iemand zijn hele leven voor armen en zieken heeft gezorgd.
11 c: Een reliek was een overblijfsel van een heilige. Een heilige was iemand die opviel door goede daden en die soms volgens de christenen wonderen verrichtte. Daarom dachten zij waarschijnlijk dat een reliek speciale krachten had.

12: A, want de christenen bewonderden Bonifatius, maar de Germanen niet. Voor hen was het botje van Bonifatius dus niet bijzonder.
13 a: Bijvoorbeeld: Hij is omringd door engelen en duivels. Hij is ook heel centraal in het midden geplaatst. Of: Hij heeft een heiligenkrans om zijn hoofd heen.
13 b: Op afbeelding 8 wordt Jezus afgebeeld als martelaar die door de Romeinen was gekruisigd. Op afbeelding 5 is Jezus afgebeeld als machtige heerser. Jezus is dus steeds belangrijker geworden in de gedachten van christenen.




Slide 3 - Slide

Huiswerk
14: Priesters vertelden mensen wat wel en niet mocht volgens de Bijbel. Als mensen een zonde begingen en iets deden wat niet mocht, gingen ze naar de hel. Als mensen een goed leven leidden gingen ze naar de hemel. Mensen moesten dus naar priesters luisteren om te weten wat wel en niet mocht, omdat ze niet naar de hel wilden.
 

15 a: Een rijke indruk, want het klooster bestaat uit veel gebouwen en is ommuurd.
15 b: Kloosters kregen vaak geschenken van vorsten en edelen en werden daar rijk van.

16 a: Bijvoorbeeld: Monniken leidden een vroom leven en gingen daardoor naar de hemel. Mensen wilden in die tijd graag naar de hemel en werden daarom graag monnik. Ook waren monniken de enigen die konden lezen en schrijven. Als iemand dat wilden leren, moest hij dus monnik worden.
16 b: Een monnik is ‘getrouwd met God’ en doet niks anders dan bidden en werken. Het is daarom niet passend voor een monnik om te trouwen en kinderen te krijgen.

17: A. Onjuist B. Onjuist C. Juist D. Juist E. Onjuist F. Onjuist G. Juist


Slide 4 - Slide

Herhaling
Teken, van boven naar beneden, de georganiseerde kerk uit de middeleeuwen

Slide 5 - Slide

Ontstaan van steden in Arabië
In Arabië leefden verschillende stammen als nomaden.
Handelaren trokken in grote groepen van plaats naar plaats. Samen reizen in een karavaan was het veiligste.
Op kruispunten van belangrijke handelswegen ontstonden kleine steden - Mekka en Medina. 

Slide 6 - Slide

Mohammed
Eén van de karavaanhandelaren was Mohammed (ca. 570-632). Op zijn reizen kwam hij vele mensen tegen, ook Joden en christenen. Allemaal mensen die al in 1 god geloofden.
Arabieren geloofden in verschillende goden. Mohammed vond de godsdienst met 1 god beter. Hij begon het geloof te verkondigen aan de Arabieren - Er is 1 god - Allah.

Slide 7 - Slide

Onderwerpen
Mohammed was een profeet - boodschapper van God. Jezus was dit ook geweest, maar volgens Mohammed was hij niet de zoon van God en daarmee óók een god. Volgens Mohammed kon er maar 1 God zijn.
Mensen moesten God vereren en zich aan hem onderwerpen, verder niets.
Islam = onderwerping in het Arabisch.
Gelovigen worden moslims genoemd = zij die zich aan God onderwerpen.
In Mekka geloofden vele Mohammed niet. Hij werd weggejaagd naar Medina, waar hij wel steun kreeg. Vanaf dit punt, 622, gaat de Islam zich over de wereld verspreiden.

Slide 8 - Slide

Uitbreiden
In de Koran staat dat iedere moslim moet strijden tegen ongeloof: Jihad. Dit kan in strijd zijn met jezelf, maar ook een oorlog.
Al vóór het ontstaan van de Islam waren de Arabieren hun gebied aan het uitbreiden. Arabië had weinig voedsel.
Mohammed breidt het gebied nog verder uit. 

De Moslims lieten Joden en christenen met rust. Daarom was er weinig verzet. Daarnaast geloofden ze in veel dezelfde zaken.
Moslims geloven dat je na de dood naar de zevende hemel gaat - het paradijs. God zelf woonde hier ook, samen met Abraham, Mozes en Jezus.

Veel verhalen uit de Bijbel en de Koran zijn hetzelfde. Het Jodendom, Christendom en Islam zijn drie godsdiensten rondom dezelfde ene God.

Slide 9 - Slide

Bidden
De Islam was niet georganiseerd zoals in de kerk met priesters, bisschoppen en een paus. Er was een kalief - leider. Hij was de opvolger van Mohammed - een leider, maar geen profeet.
De kalief moest het Arabische rijk besturen en ervoor zorgen dat iedereen zich aan de islamitische wet, de sharia, hield.
De moskee was/is het gebouw waarin moslims, o.l.v., de imam bidden.
Ook kwamen er militairen, bestuurders en rechter bij elkaar om zaken te regelen. In het hele rijk bouwden de Arabieren moskeeën. In de belangrijkste steden, Bagdad en Damascus, waren dit enorme en indrukwekkende gebouwen.
Van buiten leken het kathedralen, met veel versiering, binnen was minder versiering te vinden.

Slide 10 - Slide

Opdrachten
WB Blz. 43 t/m 44

Opdracht 18 t/m 21

Klaar? Portfolio

Slide 11 - Slide