This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
pruiken en problemen in de 18e eeuw
bestuur en standen in Frankrijk
Slide 1 - Slide
Leerdoel
Aan het eind van deze ken je de oorzaken van de Franse Revolutie
Slide 2 - Slide
De Franse koning was een absoluut vorst. Leg uit wat dat inhoudt
Slide 3 - Open question
L'État, c'est Moi
De wil van de koning is wet. Dit noem je absolutisme.
Lodewijk XIV was een Franse koning met asolute macht.
Deze macht is door god gegeven: droit divin (goddelijk recht)
Zo hoeft dus ook niemand aan de koning te twijfelen...
Slide 4 - Slide
Problemen voor de koning
Net als Lodewijk XIV zijn ook Lodewijk XV en XVI absoluut vorsten. Ze hebben weliswaar alle macht, maar kampen met een groot aantal problemen:
een lege staatskas en groeiende staatsschuld
een slecht functionerend bestuur en leger
een oneerlijke standenmaatschappij
Slide 5 - Slide
Een lege schatkist
Lodewijk XVI voerde talloze oorlogen
Paleis Versailles met het bijbehorende hofleven kostte veel geld
Alleen de 3e stand betaalde belasting; de bovenste lagen van de Franse samenleving weigeren om belasting te betalen
Paleis Versailles bestond naast de koninklijke vertrekken ook uit woningen voor adel en personeel (226 in totaal). De op Versailles wonende adel moest wel bezig gehouden worden met bijvoorbeeld jachtpartijen en hoffeesten
Slide 6 - Slide
Slecht bestuur en leger
Lodewijk XV en XVI waren vooral bezig met hun eigen leven en niet met het besturen van Frankrijk, ze namen daardoor slechte beslissingen
De adel en geestelijkheid had veel macht en luisterde niet naar de koning
Ambtenaren werden niet aangenomen omdat ze een goede opleiding hadden, maar omdat ze de juiste familie hadden
Er werd niet geïnvesteerd in het leger
Slide 7 - Slide
Waarom waren er zo weinig belasting opbrengsten?
Slide 8 - Open question
Waarom investeerde de Franse koning niet in goede opleidingen voor zijn ambtenaren?
Slide 9 - Open question
Standenmaatschappij
Sinds de middeleeuwen was de Franse samenleving verdeeld in 3 standen: 'bidders, strijders en werkers'
Over deze verdeling kon niet worden getwijfeld: God had dit zo bepaald.
Slide 10 - Slide
Verder met deze stof
lees Tijd voor Geschiedenis, paragraaf 6.2 Pruiken en problemen
maak opdracht 1 t/m 3
Slide 11 - Slide
De 1e stand
De geestelijkheid: de mensen van de kerk. Zij zorgden dat de mensen in de hemel zouden komen. De hoge geestelijken woonden in grote paleizen en hadden vooral rechten (en maar weinig plichten, ze betaalden bijvoorbeeld geen belasting).
De geestelijken bezaten veel grond: het waren grootgrondbezitters
Slide 12 - Slide
De 2e stand
De edelen: de mensen van adel. Zij zorgen voor het bestuur en de verdediging van het land. Zij woonden in grote paleizen en hadden vooral rechten (en maar weinig plichten zoals het betalen van belasting).
De koning vertrouwde hen niet: daarom mochten (moesten!) ze bij hem in de buurt wonen. Zo kon hij ze in de gaten houden.
Slide 13 - Slide
De 3e stand
De boeren en de burgers. Eigenlijk iedereen die niet bij de 1e of 2e stand hoorde. Daarom waren er in de 3e stand ook grote verschillen. Zo had je de rijke burgerij, de bourgeoisie. Dit waren mensen met een eigen bedrijf of een diploma. De
De 3e stand had alle plichten: zij moesten bijvoorbeeld wél belasting betalen. De boeren moesten ook herendiensten verrichten
herendiensten hoorden bij het hofstelsel uit de middeleeuwen. Boeren woonden op de de grond van een heer, ze waren gebonden aan deze grond en mochten deze nooit verlaten. Daarnaast moesten ze herendiensten (onbetaalde klusjes) doen voor de heer. In ruil voor dit alles beschermde de heer de boeren
Slide 14 - Slide
Onvrede bij de 3e stand
In de loop van de 18e eeuw komt er steeds meer verzet bij de 3e stand tegen het Ancien Régime.
De boeren moeten veel belasting betalen, ook als de oogsten tegenvallen.
Burgers in de steden zijn ook ontevreden en met name de bourgeoisie komt in opstand. Want hoewel ze rijk zijn en belangrijk voor de economie, hebben ze geen enkele inspraak in het bestuur. Dat terwijl ze veel belasting betaalden.
Ancien régime betekent letterlijk het oude bestuur, dit is de manier waarop de samenleving rond 1800 was ingericht in de meeste Europese landen: een machtige koning met daaronder 3 standen. Waarbij de 3e stand, het gewone volk, eigenlijk niets te vertellen heeft.
Slide 15 - Slide
1e Stand
2e Stand
3e Stand
geestelijken
adel
boeren en burgers
Betaalt belasting
grootgrondbezitters
woont een groot deel van het jaar op paleis Versailles
Slide 16 - Drag question
Een nieuwe samenleving
In de 18e eeuw gaan de leden van de 3e stand nadenken over een samenleving die op een andere, betere manier wordt bestuurd. Dit gebeurde in koffiehuizen en salons
Een salon werd georganiseerd door rijke burgers in hun eigen huis. Ze nodigden belangrijke geleerden en kunstenaars uit om gezamenlijk te overleggen over een betere samenleving.
Slide 17 - Slide
Verder met deze stof
Lees Tijd voor Geschiedenis, paragraaf 6.2 Pruiken en problemen (ongelijkheid tussen de standen) en
maak opdracht 5 en 6B (hele belangrijke opdracht!)