2F_Een betoog schrijven

Hoe schrijf je een betoog?
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Hoe schrijf je een betoog?

Slide 1 - Slide

Wat is een betoog?
  • Een betoog is een overtuigende tekst.
  • Je probeert jouw lezer ervan te overtuigen dat jij gelijk hebt. 
  • In je inleiding formuleer je vaak een stelling.
  • Je maakt daarbij gebruik van argumenten.
     Jouw argumenten leg je uit of versterk je met voorbeelden.
  • In je slot schrijf je jouw conclusie.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Opbouw van een betoog
  1. Titel
  2. Inleiding met stelling
  3. Kern met argumentatie
    - Liefst minimaal twee argumenten voor + uitleg en/of
       voorbeelden
    - Eventueel een argument tegen + weerlegging
  4. Slot met conclusie, advies of verwachting

Slide 4 - Slide

Titel
Zorg ervoor dat de titel aanspreekt, nieuwsgierig maakt en aansluit bij de tekst. 

               Daarom is het vaak makkelijker om je titel pas aan het eind te verzinnen!

Slide 5 - Slide

INLEIDING
  1. - Stel een of meer directe vragen / retorische vraag
  2. - Uitdagende openingszin
  3. - Aanleiding voor het betoog (actualiteit)
  4. - Anekdote
  5. - Persoonlijke ervaring
  6. - Definitie of omschrijving: introductie van het onderwerp
  7. - Eindigen met je stelling
Begin hier niet direct mee.
Start eerst met de kern, dan de inleiding en uiteindelijk het slot.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

SLOT
  • Herhaling van de stelling
  • Samenvatting (kortom, zoals we zagen, zoals is gebleken)
  • Conclusie (al met al, dus, derhalve, daarom, concluderend, hieruit volgt)
  • Aanbeveling of advies (de oplossing zou zijn als, mijn advies is)
  • Toekomstverwachting


  1. Je mag ook een combinatie maken!
  2. Niet: enkel de samenvatting van de argumentatie

Slide 9 - Slide

Een betoog heeft als tekstdoel:
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 10 - Quiz

Het zal mij verbazen als dit jaar de carnavalsoptocht in Den Bosch doorgaat. [Er wordt namelijk een erg harde wind voorspeld.]
A
Standpunt
B
Argument

Slide 11 - Quiz

Standpunt en argument
Standpunt: een spreker of schrijver geeft zijn mening over een onderwerp.
Argument: een reden of uitleg waarmee een spreker of schrijver zijn standpunt verdedigt tegen kritiek.

Slide 12 - Slide

Marcus is duidelijk te veel bezig geweest met de beest uithangen; nu heeft hij een flinke studievertraging opgelopen!

Wat is het argument in bovenstaande argumentatie?
A
Marcus heeft een flinke studievertraging opgelopen.
B
Marcus is duidelijk te veel bezig geweest met de beest uithangen.

Slide 13 - Quiz

[Het Nederlands verloedert] want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
A
Argument
B
Standpunt

Slide 14 - Quiz

Wat doet een schrijver als hij als tekstdoel OVERTUIGEN heeft?
A
Hij legt uit en geeft vooral feiten
B
Hij probeert je een mening te geven met argumenten.
C
Hij probeert je te overtuigen iets te gaan doen.
D
Hij schrijft een tekst die je voor de gezelligheid kunt lezen.

Slide 15 - Quiz

Ik denk niet dat de PVV veel stemmen zal krijgen bij de verkiezingen, want ik denk dat veel kiezers erg tevreden zijn over het beleid van premier Rutte.

Wat is het standpunt in bovenstaande argumentatie?
A
Ik denk niet dat de PVV veel stemmen zal krijgen bij de verkiezingen
B
Ik denk dat veel kiezers erg tevreden zijn over het beleid van premier Rutte

Slide 16 - Quiz

Als je een tegenargument weerlegt, dan ontkracht je het gegeven tegenargument en zeg je dus dat het tegenargument niet klopt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

Even samenvatten
  • een betoog heeft als tekstdoel overtuigen
  • een betoog schrijf je naar aanleiding van een stelling
  • een stelling is een zin waarover je van mening kunt verschillen    
  • je gebruikt in een betoog argumenten(redenen) om je mening duidelijk te maken

Slide 18 - Slide

  • Betoog
  • Je geeft je mening 

  • Stelling nodig

  • Argumenten 
  • Duidelijke conclusie
  • Overtuigende tekst
  • De ander overtuig je     door jouw argumenten
  • Zin waarover je van mening kunt verschillen
  • Uitleg en voorbeeld geven
  • Conclusie in het slot

Slide 19 - Slide

Aan het werk

Slide 20 - Slide