This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Bacteriën spelen een rol bij de productie van rode wijn
A
waar
B
niet waar
Slide 2 - Quiz
Insecten vormen een rijk.
A
waar
B
niet waar
Slide 3 - Quiz
De meeste soorten bacteriën voeden zich met dode resten van organismen
A
waar
B
niet waar
Slide 4 - Quiz
In afbeelding 1 geeft P een bloem aan.
A
waar
B
niet waar
Slide 5 - Quiz
Paddenstoelen behoren tot het rijk van de schimmels
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quiz
Bij de productie van het medicijn penicilline worden schimmels gebruikt
A
waar
B
niet waar
Slide 7 - Quiz
De zeester in afbeelding 2 is tweezijdig symmetrisch.
A
waar
B
niet waar
Slide 8 - Quiz
Dieren hebben celwanden om de cellen
A
waar
B
niet waar
Slide 9 - Quiz
Vissen planten zich voort door eieren met een kalkschaal
A
waar
B
niet waar
Slide 10 - Quiz
Bacteriën planten zich voort door deling
A
waar
B
niet waar
Slide 11 - Quiz
In afbeelding 3 zijn drie planten getekend. Van deze planten kan alleen de varen zich voortplanten door sporen.
A
waar
B
niet waar
Slide 12 - Quiz
Bij zaadplanten groeien de zaden in bloemen
A
waar
B
niet waar
Slide 13 - Quiz
Bladgroenkorrels kunnen als kenmerk gebruikt worden om organismen in te delen in vier groepen.
A
waar
B
niet waar
Slide 14 - Quiz
De stekelhuidigen hebben een inwendig skelet met een wervelkolom
A
waar
B
niet waar
Slide 15 - Quiz
Een kokkel (zie afbeelding 4) hoort tot de weekdieren
A
waar
B
niet waar
Slide 16 - Quiz
Bij welke afdeling van het dierenrijk hebben de dieren een uitwendig skelet?
A
bij de geleedpotigen
B
bij de gewervelden
C
bij de stekelhuidigen
D
bij de wormen
Slide 17 - Quiz
In afbeelding 5 zijn een volwassen langpootmug en een emelt getekend. Een emelt is een larve van een langpootmug. Tot welke afdeling van het dierenrijk behoort een emelt?
A
tot de geleedpotigen
B
tot de stekelhuidigen
C
tot de weekdieren
D
tot de wormen
Slide 18 - Quiz
Welke van de dieren in afbeelding 6 is een vis?
A
nummer 1
B
nummer 2
C
nummer 3
D
nummer 4
Slide 19 - Quiz
Tot welke afdeling van het dierenrijk behoort het dier in afbeelding 7?
A
tot de neteldieren
B
tot de weekdieren
C
tot de wormen
Slide 20 - Quiz
In afbeelding 8 is een salamander getekend. De huid van een salamander is bedekt met slijm. Een salamander haalt adem met longen en met de huid. Een salamander plant zich voort door eieren zonder schaal. Tot welke groep van de gewervelden behoort een salamander?
A
tot de amfibieën
B
tot de reptielen
C
tot de vissen
Slide 21 - Quiz
In afbeelding 9 is een bruinvis getekend. Bruinvissen leven in zee. Ze halen adem met longen en ze zijn warmbloedig. Tot welke groep van de gewervelden behoort de bruinvis?
A
tot de amfibieën
B
tot de vissen
C
tot de zoogdieren
Slide 22 - Quiz
In afbeelding 10 zie je een tekst uit een medische encyclopedie over zwemmerseczeem. Door welke organismen ontstaat zwemmerseczeem?
A
door bacteriën
B
door schimmels
C
door wormen
Slide 23 - Quiz
Bij een bepaalde groep hebben de organismen de volgende kenmerken: – om de cellen zitten celwanden; – in elke cel zit een kern; – in de cellen komen geen bladgroenkorrels voor. Bij welke groep hebben de organismen deze kenmerken? Zo ja, welke?
A
bij de groep van de bacteriën
B
bij de groep van de schimmels
C
bij de groep van de planten
D
bij de groep van de dieren
Slide 24 - Quiz
Hieronder staan twee beweringen van leerlingen. Gijs: 'De vogels vormen een groep van de gewervelde dieren.' Stefan: 'De vogels vormen een groep van de zoogdieren.’ Wie doet of wie doen een juiste bewering?
A
geen van beiden
B
alleen Gijs
C
alleen Stefan
D
zowel Gijs als Stefan
Slide 25 - Quiz
Bij welke groep van planten vindt de voortplanting plaats door middel van sporen die ontstaan in hoopjes aan de onderkant van de bladeren?
A
bij de bomen
B
bij de grassen
C
bij de mossen
D
bij de varens
Slide 26 - Quiz
Op rottend fruit tref je vaak witte, 'pluizige' draden aan. Deze draden zijn organismen. Tot welk rijk behoren deze organismen?
A
bacteriën
B
schimmels
C
planten
Slide 27 - Quiz
Paddenstoelen hebben een functie bij de voorplanting van schimmels
A
waar
B
niet waar
Slide 28 - Quiz
Bij de bereiding van dit voedingsmiddel worden bacteriën gebruikt.