This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Hoofdstuk 5
Werkt dat zo?
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen vandaag?
De toets bespreken
Starten met paragraaf 5.3
Werken aan huiswerk
Slide 2 - Slide
Aan het einde van deze les weten we...
Hoe de arbeidsmarkt eruit ziet
Wanneer je bij de beroepsbevolking hoort
Slide 3 - Slide
Hoe vonden jullie de toets? Makkelijk/moeilijk en hoe was het om de toets online te maken?
Slide 4 - Mind map
Hoe heet het bedrag dat een werknemer van 23 jaar en ouder minstens moet verdienen met een voltijdbaan?
Minimum loon
Slide 5 - Slide
Bereken het weekloon: Kim verdient €1.850 per maand.
€1850 x 12 = 22.200 : 52 = €426,92,–
Slide 6 - Slide
Jasper heeft €2.250,- aan brutoloon ontvangen. Van zijn brutoloon gaat er 30% naar de loonbelasting en sociale premies. Bereken het nettoloon (met berekening)
De loonbelasting en sociale premies worden 6% verlaagd. Bereken Jaspers nieuwe nettoloon na de verlaging van de premies (met berekening)
Van 30% naar 24%
€2.250,- : 100 X 24 = €540
€2250 - €540 = €1710,-
€2.250,- : 100 X 30 = €675
€2250 - €675 = €1575,-
Slide 7 - Slide
Hoe heet iemand die zijn eigen inkomen verdient met zijn eigen onderneming?
Zelfstandige/zelfstandig ondernemer
Geef de juiste productiesector bij de afbeelding
Slide 8 - Slide
Waar of niet waar?
De winst die aan aandeelhouders wordt uitgekeerd, heet dividend.
Iedereen kan bij een BV aandelen kopen.
Een NV heeft aandeelhouders als eigenaren.
Als een NV of BV failliet gaat, dan zijn de eigenaren het geld van hun aandeel kwijt.
Waar
Niet waar
Waar
Waar
Slide 9 - Slide
Geef de woorden die op de puntjes moeten staan: In een ... staan de arbeidsvoorwaarden die gelden voor iedereen in een ...
Geef de woorden die op de puntjes moeten staan: In de ... staan regels voor veilige en gezonde arbeidsomstandigheden
cao, bedrijfstak
Arbowet
Slide 10 - Slide
Geef een voorbeeld van een reden voor ontslag op staande voet.
Het minimumjeugdloon geldt tot?
Leg uit wat je kan zien op een organigram.
Diefstal/geweld enz.
21 jaar
Schema dat laat zien hoe de taken en verantwoordelijkheden in een bedrijf of andere organisatie verdeeld zijn.
Slide 11 - Slide
Arbeidsmarkt is het geheel van vraag en aanbod van arbeid.
De vraag naar arbeid komt van werkgevers.
De vraag naar arbeid bepaalt de werkgelegeheid: alle arbeidsplaatsen bij bedrijven en de overheid.
De werkgelegenheid neemt toe als bedrijven meer producten verkopen.
De beroepsbevolking verandert steeds. Als het aanbod van arbeid groter is dan de vraag ernaar, is er werkloosheid.
Slide 12 - Slide
Bij werkloosheid is de vraag naar arbeid groter/kleiner dan het aanbod ervan.
A
Groter
B
Kleiner
Slide 13 - Quiz
Werkgevers die werknemers nodig hebben horen bij de vraag / het aanbod op de arbeidsmarkt
A
Vraag
B
Aanbod
Slide 14 - Quiz
Werkloze werknemers horen bij het aanbod / de vraag op de arbeidsmarkt?
A
Vraag
B
Aanbod
Slide 15 - Quiz
De aanbieders van arbeid vormen samen de beroepsbevolking.
De beroepsbevolking bestaat uit alle personen tussen de vijtien jaar tot de persioensleeftijd die werken of werklooszijn.
Slide 16 - Slide
Wanneer hoor je tot de beroepsbevolking?
A
Iedereen tussen de 15 en 65 jaar
B
Iedereen tussen de 15 en 65 jaar die werkloos is of werkzaam
C
Iedereen tussen de 15 en 75 jaar die werkloos is of werkzaam
D
Iedereen tussen de 15 en 75 jaar
Slide 17 - Quiz
Wanneer val je onder de werklozen?
A
Als je gelijk kan beginnen met werken en opzoek bent
B
Als je niet wilt werken en ook niet naar werk zoekt