This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Welke bewering over dissimilatie is juist? 1. bij aerobe dissimilatie van 1 gram vetten ontstaat meer ATP dan bij aerobe dissimilatie van glucose 2. bij anaerobe dissimilatie van 1 gram glucose ontstaat meer CO2 dan bij aerobe dissimilatie van 1 gram glucose
A
beide juist
B
beide onjuist
C
1 is juist, 2 is onjuist
D
1 is onjuist, 2 is juist
Slide 2 - Quiz
In de ademhalingsketen worden de energierijke moleculen NADH en FADH2 omgezet.
Bij welke (deel)processen zijn NADH en FADH2 ontstaan?
A
NADH: glycolyse
FADH2: citroenzuurcyclus
B
NADH: glycolyse
FADH2: glycolyse en citroenzuurcyclus
C
NADH: glycolyse en citroenzuurcyclus
FADH2: citroenzuurcyclus
D
NADH: glycolyse en citroenzuurcyclus
FADH2: glycolyse en citroenzuurcyclus
Slide 3 - Quiz
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Welke skeletspieren hebben de minste spiervezels per motorisch eenheid?
A
vingerspieren
B
beenspieren
C
armspieren
D
tussenribspieren
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Slide
Is in situatie 2 en 3 een schokkerige beweging waar te nemen bij de persoon? Waarom?
A
Ja, want de spier ontspant zich steeds tussen elke contractie
B
Ja, want in de grafiek is een patroon van gekartelde tetanus te zien
C
Nee, want de spiervezel ontspant zich niet compleet tussendoor
D
Nee, want het gaat om één van veel spiervezels. Samen geven ze een vloeiende beweging.