H5.2 BB Oorzaken van armoede

Economie H5.2 BBL

Internationale ontwikkelingen

Oorzaken van armoede
1 / 34
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Economie H5.2 BBL

Internationale ontwikkelingen

Oorzaken van armoede

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Voorafgaand aan de les
  • deze les bespreken we oorzaken van armoede 
  • frissen we kennis van de vorige lessen op nodig voor deze en volgende lessen van dit hoofdstuk
  • gaan we kijken wat je nog weet van de vorige lessen
  • Leer je over de OORZAKEN VAN ARMOEDE

Slide 3 - Slide

Samenvatting H5.1 BBL

Slide 4 - Slide

Wat zijn kenmerken van een ontwikkelingsland?

Slide 5 - Open question

Slide 6 - Slide

Wat was ook al weer een vicieuze cirkel als het om armoede gaat?
Armoede = gebrek aan geld - geen .....

Slide 7 - Open question

Vicieuze cirkel van armoede: weet je nog wat er moet gebeuren deze cirkel te doorbreken?

Slide 8 - Slide

Leg uit....???

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Wat weet je nog
van de vorige les?




Ga naar je lessonUp app

Slide 11 - Slide

Veel landen worden ontwikkelingslanden genoemd. Waarom worden deze landen zo genoemd?
A
De ontwikkeling in deze landen staat bijna stil.
B
Deze landen moeten nog veel ontwikkeling doormaken.
C
De ontwikkeling in deze landen gaat achteruit.

Slide 12 - Quiz

Wat is geen kenmerk van ontwikkelingslanden?

A
voldoende geld
B
veel analfabetisme
C
weinig onderwijs
D
veel armoede

Slide 13 - Quiz

Met computergebruik en internet kun je de armoede bestrijden. Hoe zou dit kunnen?
A
Je kunt leuke spelletjes doen op de computer.
B
Met een computer kun je bankzaken regelen.
C
Computergebruik vergroot de kennis en de kans op werk.

Slide 14 - Quiz

Veel landen worden ontwikkelingslanden genoemd. Waarom worden deze landen zo genoemd?
A
De landen hebben veel ontwikkeling doorgemaakt.
B
De landen moeten nog veel ontwikkeling doormaken.
C
De ontwikkeling in deze landen staat bijna stil.
D
De ontwikkeling in deze landen gaat achteruit.

Slide 15 - Quiz

Iemand in een rijk land verdient gemiddeld bijna 50 keer zoveel als een inwoner van een ontwikkelingsland.
Is iemand uit een arm land dan ook 50 keer zo arm?
A
Ja, je kunt 50 keer minder kopen met het inkomen.
B
Nee, in een arm land heb je minder nodig.
C
Ja, in een arm land kun je veel minder kopen.
D
Nee, er wordt veel door mensen zelf geproduceerd.

Slide 16 - Quiz

Wat kunnen twee redenen zijn dat het geboortecijfer in een ontwikkelingsland groter is dan het sterftecijfer?
A
Minder mensen sterven door betere medische zorg.
B
Er is te weinig geld om grote families te onderhouden.
C
Het sterftecijfer onder kinderen is hoog.
D
Veel kinderen zijn nodig om mee te werken.

Slide 17 - Quiz

Oorlog veroorzaakt armoede, armoede veroorzaakt oorlog.. Leg eens uit?

Slide 18 - Open question




Deze les:
 
Oorzaken van armoede


Slide 19 - Slide

Onder armoedegrens wordt meestal verstaan: 
het inkomen dat iemand nodig heeft om te kunnen voorzien in de basisbehoeften, dus de minimale voorwaarden die nodig zijn om menswaardig te kunnen leven: 
kleding, goed drinkwater, voldoende voedsel, goede huisvesting, goed onderwijs en goede gezondheidszorg.

Slide 20 - Slide

Begrippen 
Nationaal inkomen:
De som van alle inkomens in een land.

Nationaal inkomen per hoofd van de bevolking:
het gemiddelde jaarinkomen per persoon in een land.
Berekenen:
nationaal inkomen : aantal inwoners = inkomen per inwoner

Slide 21 - Slide

Berekening:
nationaal inkomen : aantal inwoners = inkomen per inwoner
Let op!
627 miljard : 16,6 miljoen
Inkomen 627 miljard = 627 000 000 000
inwoners 16,6 miljoen = 16 600 000

Handig rekenen!
= nullen wegstrepen bij delen
627000000000  : 16600000
6270000 : 166 = € 37771 

LET OP: afronden als dit wordt gevraagd!

Slide 22 - Slide

Oorzaken van armoede

Slide 23 - Slide

Armoedegrens ontwikkelingslanden
De Wereldbank stelt de absolute armoedegrens 
op $1,90 per dag. 

Een getal dat je als volgt moet lezen: 

iemand ‘die leeft van 1,90 dollar per dag’ heeft volgens deze maat ‘een consumptie die vergelijkbaar is met wat iemand in Amerika kan kopen voor dat bedrag’.   

Slide 24 - Slide

Rekentrainer BBL
13,9%=0,139 (13,9:100)
5,2% = 0,052 (5,2 : 100)
21% = 0,21 (21:100)

Reken eerst de invoerrechten in € 
uit om de prijs incl. invoerrechten 
te kunnen berekenen.
€17100 x 0,139 = €2376,90
€2376,90
+ €17100 =€19477

Afronden op hele euro's!

Slide 25 - Slide

Uitleg blz. 117 - BBL
Opdracht 16:
Bereken het verschil per jaar 
tussen 2030 en 2010:
...........  - .......... = .... miljoen (verschil)
Dit verschil moet je delen door ...... jaar
Welke berekening schrijf je op?

Opdracht 17:
samen

LET OP: lees goed wat er gevraagd wordt!

Slide 26 - Slide

BBL
Maak H5.2 + rekentrainer
LEES PRECIES!

Klaar: nakijken
Stel vragen als je het niet snapt!
Tijd over: maak op de site van Malmberg oefentoets H5 paragraaf 1 & 2

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video

Slide 32 - Link

Slide 33 - Link

Armoedegrens in Nederland

Slide 34 - Slide