This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Rekenen
Hoofdstuk 5
Slide 1 - Slide
Waar hebben we het in hoofdstuk 5 allemaal over gehad?
Slide 2 - Open question
Wat zijn decimalen?
A
Getallen voor de komma
B
Getallen met een komma
C
Getallen achter de komma
D
Getallen zonder een komma
Slide 3 - Quiz
Vanaf welk cijfer rond je af naar boven?
A
4
B
5
C
5,5
D
6
Slide 4 - Quiz
5,67
6,1
6,2
2,34
2,35
5,68
2,344
6,18
2,348
5,677
6,09
2,339
5,671
6,11
5,675
Slide 5 - Drag question
Soms kan het afronden niet volgens de standaardregels. Bijvoorbeeld bij de volgende situatie: In een lift kunnen 7 personen tegelijk omhoog of omlaag. Hoe vaak moet de lift omhoog om alle 30 personen om hoog te vervoeren?
Slide 6 - Open question
Oplossing: 30 : 7 = 4,2857....
Afgerond volgens de regels zou dit 4 x zijn. Maar dan heb je niet alle personen naar boven vervoerd. In zo'n geval rond je het aantal keren dus af naar boven. De lift gaat dus 5 x omhoog.
Slide 7 - Slide
Op groenewald zitten in totaal 568 vmbo leerlingen. Van de vmbo-leerlingen volgt 12,5% basis. Hoeveel leerlingen volgen basis?
Slide 8 - Open question
Uitwerking
0,125⋅568=71
Slide 9 - Slide
Op Groenewald zitten 1392 leerlingen. Hiervan zitten 568 op het vmbo. De overige leerlingen volgen havo/vwo. Hoeveel procent volgt havo/vwo?
Slide 10 - Open question
Uitwerking
1392−568=824
1392824⋅100=59,19=59procent
Slide 11 - Slide
Wat betekend omgekeerd evenredig?
Slide 12 - Open question
Wat betekent evenredig?
Slide 13 - Open question
Er volgen zometeen tabellen waarbij het de bedoeling is dat jullie telkens aangeven of er sprake is van omgekeerd evenredig, evenredigheid of geen van beide.