2.5 Woorden

Welkom bij deze les
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Welkom bij deze les

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  • 10 minuten lezen

  • Trakteren

  • LessonUp over H2.5 Woorden (repetitie)

  • Opdrachten van H2.5

Slide 2 - Slide

Lesdoel
Aan het einde van deze les kennen jullie 15 nieuwe begrippen

Slide 3 - Slide

Toets H1.5 en H2.5
  • Gaat over 2 begrippenlijsten
  • Gaat over voorvoegsels en achtervoegsels 

Slide 4 - Slide

Wat betekent:

wak
A
kapot schip
B
een moe persoon
C
gat in het ijs
D
stuk droog zand

Slide 5 - Quiz

Maak een zin met het
woord: bijdrage

Slide 6 - Mind map

Welk van deze 4 woorden is GEEN werkwoord?
A
Inleveren
B
Recyclen
C
Besparen
D
Vrijwillig

Slide 7 - Quiz

Zoek een foto op internet waaraan jij denkt bij het woord 'ouderwets'.

Slide 8 - Open question

milieu
recyclen
duurzaam
laboratorium
iets wat lang goed blijft
uit afval stoffen halen en opnieuw gebruiken
De natuur
Werkplaats voor wetenschappelijk onderzoek

Slide 9 - Drag question

Een steentje bijdragen aan
'Een klein beetje meehelpen'

Slide 10 - Slide

Maak een zin met daarin:

'een steentje bijdragen aan'

Slide 11 - Open question

Wat betekent 'ongedierte'?
A
Kleine dieren
B
Dieren die schadelijke zijn voor bv. gezondheid
C
Schimmel
D
Niet levend dier

Slide 12 - Quiz

Ik bewaar dit restje eten, want ik wil niets ___________.
A
Hergebruiken
B
Belasten
C
Besparen
D
Verspillen

Slide 13 - Quiz

Welk begrip hoort bij:

'niet veel verbruikend' of 'spaarzaam'
A
Enerverend
B
Opzadelen
C
Zuinig
D
Bijdrage

Slide 14 - Quiz

Wat betekent universele?
A
Over de hele wereld hetzelfde
B
Heel groot
C
Tijdelijk
D
Iets wat alleen digitaal bestaat

Slide 15 - Quiz

Online = verbonden met internet

Gegevens = verzamelde informatie

Wijzigen = veranderen

Slide 16 - Slide

Maak een zin met daarin de 3 begrippen: online, gegevens, wijzigen

Slide 17 - Open question

Wat is een ondernemer?
A
Iemand met veel kinderen
B
Iemand met een eigen bedrijf
C
Iemand die graag reist
D
Iemand die heel vaak werkt

Slide 18 - Quiz

Stelling: een voorvoegsel (on-, her-, non-, enz.) bestaat als los woord?
A
Ja
B
Nee

Slide 19 - Quiz

Welk voorvoegsel gebruik je als je iets opnieuw wil gebruiken?
A
On-
B
Her-
C
Inter-
D
In-

Slide 20 - Quiz

Aan de slag 
  • Maak van H2.5 de opdracht 1 t/m 11


  • Je mag muziek luisteren
  • Geen telefoons 

Slide 21 - Slide