§3.7 Grammatica Zinsdelen

§3.7 Grammatica Zinsdelen
Bedrijvende en lijdende vorm
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

§3.7 Grammatica Zinsdelen
Bedrijvende en lijdende vorm

Slide 1 - Slide

Doelen van de presentatie
-Weten wat de bedrijvende vorm is
-Weten wat de lijdende vorm is
-Weten wat de door-bepaling is
-De lijdende en bedrijvende vorm kunnen gebruiken

Slide 2 - Slide

Bedrijvende vorm
Als het onderwerp de handeling uit het werkwoordelijk gezegde verricht dan noem je de zin bedrijvend. 
Bijvoorbeeld: Jan zet de lamp aan. 
Jan voert dan de handeling uit, dus het is een bedrijvende zin.


Slide 3 - Slide

Lijdende vorm
In een lijdende zin ondergaat het onderwerp de handeling. Bijvoorbeeld: De hond wordt uitgelaten. De hond ondergaat dus de actie: hij wordt uitgelaten. 

Je kan de lijdende vorm het beste gebruiken als:
-Je niet weet wie de handelende persoon is, of het is al duidelijk 
-Je de handelende persoon niet wil noemen 
-Je voor afwisseling wil zorgen

Slide 4 - Slide

Door-bepaling
Vaak staat er een door-bepaling in een lijdende zin. 
Bijvoorbeeld: De hond wordt uitgelaten door zijn baasje. 
'Door zijn baasje' is dan de door-bepaling.

Slide 5 - Slide

Van bedrijvende naar lijdende vorm
Stap 1: Maak het lv een onderwerp
Stap 2: Voor het (oude) onderwerp zet je 'door'
Stap 3: In de onvoltooide tijd voeg je het woord ‘worden’ aan het wwg toe, in de voltooide tijd het woord ‘zijn’. Gebruik voor deze woorden wel de goede vorm.
Stap 4: Maak van het zww een voltooid deelwoord

Slide 6 - Slide

Van lijdende naar bedrijvende vorm
Stap 1: Van het onderwerp maak je een lv
Stap 2: Laat het woordje ‘door’ weg, de rest van dat zinsdeel wordt een onderwerp
Stap 3: ‘worden’ of ‘zijn’ laat je weg

Zorg altijd dat je de tijden hetzelfde laat als in de andere zin.

Slide 7 - Slide

De opdracht

1. De hond wordt door ons uitgelaten in het park.
2. De oefeningen worden door mij gemaakt.
---
3. De docent vertelt een verhaal over Berlijn.
4. Veel leerlingen hebben de toets goed gemaakt.

Slide 8 - Slide

De antwoorden
1. Wij laten de hond uit in het park.
2. Ik maak de oefeningen.
---
3. Er wordt een verhaal over Berlijn verteld door de docent.
4. De toets is door veel leerlingen goed gemaakt.

Slide 9 - Slide

Waarom moeten we dit leren?
-Grammatica beter kunnen begrijpen
-Handig voor school
-Betere zinnen kunnen maken
-Teksten beter begrijpen

Slide 10 - Slide

De stad wordt bezocht door Phileine.
Welke vorm is dit?
A
De bedrijvende vorm
B
De lijdende vorm

Slide 11 - Quiz

De zon schijnt fel op het terras.
Welke vorm is dit?
A
De bedrijvende vorm
B
De lijdende vorm

Slide 12 - Quiz

Wanneer gebruik je de lijdende vorm?

Slide 13 - Open question

De kat wordt vaak verzorgt door Taylor.
Wat is hier de door-bepaling?
A
De kat
B
Vaak
C
Door Taylor
D
Wordt verzorgd

Slide 14 - Quiz

Het boek wordt gelezen door de leerlingen.
Wat is hier de door-bepaling?
A
De leerlingen
B
Het boek
C
Wordt gelezen
D
Door de leerlingen

Slide 15 - Quiz

Het einde
Zijn er nog vragen?

Slide 16 - Slide