4HV Naamvallen

Die Fälle im Deutschen
1 / 18
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Die Fälle im Deutschen

Slide 1 - Slide

Hoeveel naamvallen zijn er in het Duits?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 2 - Quiz

Sleep de naamvallen naar het juiste zinsdeel
NL: Onderwerp
DE: Nominativ
NL: Meew. Voorwerp
DE: Dativ
NL: Lijdend voorwerp
DE: Akkusativ
1e naamval
3e naamval
4e naamval

Slide 3 - Drag question

Wat doen naamvallen precies?
A
Ze maken de Duitse taal ingewikkeld.
B
Ze helpen om in het Duits goede zinnen te schrijven.
C
Ze zijn interessant om over op te scheppen.
D
Als je ze uit je hoofd kent, maak je bijna geen fouten (meer).

Slide 4 - Quiz

mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
nominativ (1e)
der
das
die
dativ (3e)
akkusativ (4e)
die
Naamvallen : der-Gruppe
dem
dem
der
die
den +n
das
die
den

Slide 5 - Drag question

Slide 6 - Slide

Vrouwelijke naamvallen:
1,3,4
A
die, die, der
B
die, der, das
C
die, der, die
D
die, der, dem

Slide 7 - Quiz

mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
nominativ (1e)
ein
ein
keine
dativ (3e)
akkusativ (4e)
eine
Naamvallen : ein-Gruppe
einem
einem
einer
eine
keinen +n
ein
keine
einen

Slide 8 - Drag question

Slide 9 - Slide

Naamvallen zijn dus eigenlijk gewoon:
A
werkwoorden
B
zinsdelen
C
zelfstandige naamwoorden
D
persoonlijke voornaamwoorden

Slide 10 - Quiz

naamvallen: wat doe je eerst?
A
onderwerp zoeken
B
voorzetsels zoeken
C
lijdend voorwerp zoeken
D
persoonlijkvnw zoeken

Slide 11 - Quiz


Vul de juiste naamvallen in:
Der Junge sieht ein... Hund (m).
A
ein Hund
B
eine Hund
C
einen Hund

Slide 12 - Quiz

Vul de juiste naamvallen in:
D... Mann sieht d... Kind.
A
Die Mann, das Kind
B
Der Mann, die Kind
C
Der Mann, das Kind
D
Die Mann, den Kind

Slide 13 - Quiz

Vul de juiste naamvallen in:
D... Kinder sehen d... Frau
A
Die Kinder, das Frau
B
Die Kinder, die Frau
C
Das Kinder, der Frau
D
Das Kinder, die Frau

Slide 14 - Quiz

Vul de juiste naamvallen in:
D... Mann gratuliert d... Kind zu...... Geburtstag (m).
A
Die Mann, das Kind,zu dem
B
Der Mann, dem Kind, zu das
C
Der Mann, dem Kind, zu die
D
Der Mann, dem Kind, zu dem

Slide 15 - Quiz

Vul de juiste naamvallen in:
Mein... Frau gibt unser... Kind ein... Buch.
A
Mein Frau, unsem Kind, ein Buch
B
Meine Frau, unserem Kind, ein Buch
C
Meine Frau, unserem Kind, eines Buch
D
Meiner Frau, unser Kind, ein Buch

Slide 16 - Quiz

De naamvallen ....
A
moet ik nog veel oefenen
B
begrijp ik al
C
moet nog een keer uitgelegd worden
D
komt goed!

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide