Révision Faire (doen/ maken ) et Aller (gaan)

Proefwerk
Bron ABCDEFGH
Werkwoorden Aller et Faire


Online slimstampen ABC EFG
Grammaire DH
1 / 15
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Proefwerk
Bron ABCDEFGH
Werkwoorden Aller et Faire


Online slimstampen ABC EFG
Grammaire DH

Slide 1 - Slide

  Écouter-Faire et aller
https://www.lepointdufle.net/ressources_fle/faire_aller.htm


Slide 2 - Slide

Bonjour & bienvenue!
Bonjour & bienvenue!

Slide 3 - Slide

le programme
1. parler français & indiquer le chemin
2. H: aller
4. le  test




Slide 4 - Slide

ça va?

Slide 5 - Slide

le dernier cours
On a fait les test  Bron ABCD

Slide 6 - Slide

lesdoel
Aan het eind van de les .....
heb je het werkwoord 'gaan' geleerd en geoefend


Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Le verbe 'aller' 

Het werkwoord gaan is in het Frans aller.

Aller is een onregelmatig werkwoord. 

Neem je schrift en schrijf het werkwoord aller over!

Slide 9 - Slide

Faire 
Je fais--------------------------------- Ik doe
Il fait / elle fait------------------------ Hij doet / zij doet
Nous faisons --------------------------------Wij doen
Vous faites --------------------------Jullie doen / u doet
Ils font / elles font ---------------------------------Zij doen

Slide 10 - Slide

ALLER - GAAN
Wat betekent Aller?

Slide 11 - Slide

Exercice-    Faire et Aller
https://www.lepointdufle.net/ressources_fle/present_faire.htm
https://www.lepointdufle.net/ressources_fle/present_aller.htm
https://www.lepointdufle.net/ressources_fle/faire_aller.htm

Slide 12 - Slide

aller 
https://www.viviennestringa.com/medias/files/oefeningen-grammatica-v-stringa-werkwoord-etre-avoir-aller-present-2.htm
Lecture
https://didier-equipereussite.com/ressources/exercices/atelier/A1/atelier_a1_mn_unite4_site/atelier_a1_mn_unite4_site-quz-0009.html

Slide 13 - Slide

aller




Sleep de juiste vorm van aller naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord
il/elle
nous
vous
ils/elles
tu
je
allons
vont
vais
allez
vas
va

Slide 14 - Drag question

Au revoir!

Slide 15 - Slide