Workshop antwoorden formuleren PWW 2 klas 1

Al die onvoldoendes op je toets
Wil je daar ook zo graag vanaf??
Dat kan! 
1 / 30
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Al die onvoldoendes op je toets
Wil je daar ook zo graag vanaf??
Dat kan! 

Slide 1 - Slide

Wat gaan we deze les doen?
1. Alle tips per vraagvorm bekijken
2. Voorbeelden analyeren
3. Zelf oefenen
doel:
- aan het eind van de les ken je 5 soorten toetsvragen
- aan heet eind van de les kun je deze op een juiste manier beantwoorden 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

1. De NOEM vraag
 De eerste vraagvorm die je tegen kan komen is de noem-vraag. Bij een noem-vraag staat meestal het aantal antwoorden dat je moet geven. 
Bv: in de 1e en 2e eeuw N.C. ging het goed met de Romeinse economie. Noem hiervan een oorzaak (1p)

Slide 4 - Slide

1. De noem vraag
Let op: Een noem-vraag heeft maar een kort antwoord nodig, meestal 1 zin. Antwoord geven in 1 of 2 woorden is altijd fout.

Slide 5 - Slide

in de 1e en 2e eeuw N.C. ging het goed met de Romeinse economie. Noem hiervan een oorzaak (1p)

Slide 6 - Open question

2. De leg uit-vraag
Dit is de meest voorkomende vraagvorm op een proefwerk. 
Bij een leg uit-vraag moet je antwoord bestaan uit een klein verhaaltje.

 Er moet ook altijd een korte conclusie in je antwoord zitten waarbij je een deel van de vraag herhaalt.

Slide 7 - Slide

2. De Leg uit-vraag
VB: Leg uit waarom Julius Caesar werd vermoord.
Je antwoord moet dus bestaan uit een klein verhaaltje waarin je aangeeft waarom Caesar werd vermoord. Let op dat je afsluit met een conclusie!!
TIP: Als er een begrip/gebeurtenis in de vraag staat, leg dat dan altijd kort uit in je antwoord.


Slide 8 - Slide

Leg uit waarom Julius Caesar in 44 V.C. werd vermoord (2pt)

Slide 9 - Open question

Leg uit waarom Julius Caesar in 44 V.C. werd vermoord. (2p)
(H) Julius Caesar werd vermoord, (o)mdat, hij de macht greep en werd benoemd tot dictator voor het leven
(U) De Senatoren vonden Caesar te machtig en wilden hun macht terug
(D) aarom vermoordden zij Julius Caesar

Slide 10 - Slide

3. De vergelijkingsvraag
 Een iets moeilijkere vraagvorm is de vergelijkingsvraag
Bij deze vraag moet je vaak twee of meer dingen met elkaar vergelijken. 

Zo’n antwoord bestaat daarom altijd uit meerdere delen. Wanneer je twee dingen met elkaar moet vergelijken bestaat je antwoord dus uit twee delen

Slide 11 - Slide

3. De vergelijkingsvraag
VB: Vergelijk de bestuursvormen monarchie en tirannie. Wat is een overeenkomst en verschil tussen deze bestuursvormen. (2p)

- je legt  beide bestuursvormen uit
- je noemt een overeenkomst
 - je noemt een verschil

Slide 12 - Slide

noem een verschil tussen de monarchie en tirannie.
wat is er fout aan dit antwoord:
- een tiran heeft de macht gegrepen.


Slide 13 - Open question

Vergelijk de bestuursvormen monarchie en tirannie. Wat is een overeenkomst en verschil tussen deze bestuursvormen. (2p)

Slide 14 - Open question

Wat is een overeenkomst en verschil tussen deze bestuursvormen. (2p)


(h) een overeenkomst tussen de monarchie en de tirannie is dat beide bestuursvormen zijn met een alleenheerser aan de macht.

(h) een verschil tussen de monarchie en de tirannie is dat de monarch zijn macht heeft gekregen via erfopvolging. een tiran heeft de macht gegrepen door middel van geweld. 

Slide 15 - Slide

4. De inzichtvraag
Er zijn verschillende inzichtvragen.
Meestal moet je een verband uitleggen:
- oorzaak-gevolg
- verband tussen begrippen
- verband tussen bron en begrip (hoort bij de bronvraag)
enz. 

Slide 16 - Slide

4. De inzichtvraag
Let op: Je antwoord moet bij een inzichtvraag altijd uit meerder delen bestaan. 
Vaak kun je in de vraag zien uit hoeveel delen:
- Verband tussen begrip 1 en begrip 2 = 2 delen (2 pt)
- Verband tussen oorzaak en gevolgen = minstens 2 delen (2 pt)

Slide 17 - Slide

4. De inzichtvraag
VB: een uitspraak: 'een oorzaak voor de bloeiende economie in het Romeinse Rijk is de Pax Romana'. Leg uit dat deze uitspraak klopt. (2p)

Let op!:
Eindig met een conclusie (het is immers een leg-uit vraag)

Slide 18 - Slide

een uitspraak: 'een oorzaak voor de bloeiende economie in het Romeinse Rijk is de Pax Romana'. Leg uit dat deze uitspraak klopt.

Slide 19 - Open question

een uitspraak: 'een oorzaak voor de bloeiende economie in het Romeinse Rijk is de Pax Romana'. Leg uit dat deze uitspraak klopt.
Deze uitspraak klopt, omdat Pax Romana Romeinse vrede betekent. 
 Romeinse keizers zorgden voor rust en veiligheid in het Romeinse Rijk werd er veel gehandeld. Veel handel zorgt voor een bloeiende economie.
Daarom is de Pax Romana een oorzaak voor de bloeiende economie in het Rijk.


Slide 20 - Slide

5. De bronnenvraag
De bronnenvraag is meestal een combinatie van een inzichtvraag met een leg uit vraag
In plaats van dat je twee gebeurtenissen bv met elkaar moet verbinden moet je vaak iets met de bron verbinden. 
BV: Welk begrip past bij de bron? 
Wat is de mening van de maker van de bron?
Is de bron bruikbaar voor....?

Slide 21 - Slide

5. De bronnenvraag
Bij een bronnenvraag moet je altijd verwijzen.
Dat betekent dat je letterlijk iets uit de bron moet benoemen!! Datgene wat je benoemt moet jouw antwoord ondersteunen/bewijzen. 

Slide 22 - Slide

5. De bronnenvraag
VB: Op welke twee manieren wil Marcus Aurelius laten zien dat de Romeinen sterker zijn
dan de Germanen?
 


Slide 23 - Slide

5. De bronnenvraag 
Stappenplan voorbeeldvraag:
1. Zeg eerst LETTERLIJK wat je ziet/leest in de bron.
2. Vergeet niet naar het bijschrift te kijken.
3. Leg daarna hoe Marcus Aurelius wil laten zien dat de Romeinen sterker zijn dan de Germanen.
4. Eind met een conclusie. (verplicht bij de leg-uit vraag)

Slide 24 - Slide

Op welke twee manieren wil Marcus Aurelius laten zien dat de Romeinen sterker zijn dan de Germanen?

Slide 25 - Open question

5. De bronnenvraag
Op welke twee manieren wil Marcus Aurelius laten zien dat de Romeinen sterker zijn dan de Germanen?
(H) Marcus Aurelius laat zien dat de Romeinen sterker zijn dan de Germanen, (O)mdat, (U) ik in de bron zie  dat Marcus Aurelius de Romeinen hoger afbeeld dan de Germanen. Ik zie ook dat de Germanen op de zuil geboeid en met een zwaard neergeslagen worden. Dat betekent dat de Romeinen er beter uitzien dan de Germanen.
(D) Dus dit laat zien dat de Romeinen sterker waren dan de Germanen

Slide 26 - Slide

4. De Stellingvraag
Bij deze vraag krijg je één of meer stellingen en wordt je gevraagd hier iets over te zeggen. 

Soms moet je jouw mening erover geven, of laten zien waarom de stelling waar of nietwaar is. Wat je moet onthouden is dat je altijd argumenten moet geven. (feiten uit het boek)

Slide 27 - Slide

4. De Stellingvraag
VB: Stelling: Rome was geen echte democratie
Leg uit dat bovenstaande stelling klopt.

LET OP: Dit is dus ook een leg uit vraag!!

Slide 28 - Slide

Stelling: Rome was geen echte democratie
Leg uit dat bovenstaande stelling klopt.

Slide 29 - Open question

Stelling: Rome was geen echte democratie
(H) Ik ben het eens met deze stelling, (o)mdat bij een democratie het volk de macht heeft. 
(U) In Rome was het voor het normale volk helemaal niet mogelijk om inspraak te hebben, dit was alleen mogelijk voor de rijke burgers. 
(D) Dus, dat is niet echt een democratie. (= Conclusie)

Slide 30 - Slide