This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes.
Items in this lesson
43,78 + 5,03 + 0,09 =
A
49,90
B
49,08
C
48,09
D
48,90
Slide 1 - Quiz
Wat is het vooraanzicht van het plaatje hiernaast?
A
B
C
D
Slide 2 - Quiz
Josephine woont ver van haar school. 's Morgens gaat ze met de bus naar het station in 12 minuten. Ze reist vervolgens met de trein, dat duurt met overstappen erbij 32 minuten. Daarna loopt ze nog 5 minuten naar school. Hoe laat moet ze uiterlijk van huis gaan als ze om 8.40 uur op school wil zijn?
A
7:19
B
7:41
C
7:49
D
7:51
Slide 3 - Quiz
25,5 + 23,03 - 15,2 =
A
33,33
B
33,6
C
33,03
D
33,06
Slide 4 - Quiz
Sleep het vooraanzicht naar de juiste figuur.
Slide 5 - Drag question
Op een vereniging zijn 8000 mensen. 29% van hen heeft een portomonee bij zich. Hoeveel mensen hebben een portomonee bij zich?
A
2320
B
5680
C
27 586
D
11 267
Slide 6 - Quiz
8 × (3 - 1) ÷ 4 - 14=
A
9,75
B
-10
C
-1,6
D
20,5
Slide 7 - Quiz
Sleep het zijaanzicht naar de juiste figuur.
Slide 8 - Drag question
Ties werkt bij de bakker en verkoopt in 5 dagen 3000 krakelingen. De krakelingen worden verpakt per 3 stuks. Hoeveel pakjes heeft hij gemiddeld per dag verkocht?
A
1000
B
600
C
500
D
200
Slide 9 - Quiz
7 + 9 × 4 ÷ (15 - 9) =
A
13
B
0,4
C
-4,7
D
-71,6
Slide 10 - Quiz
Sleep het bovenaanzicht naar de juiste figuur.
Slide 11 - Drag question
Een schuur heeft een lengte van 2500 cm en een breedte van 150 dm een hoogte van 1 m. Hoeveel inhoud in m heeft de schuur?
3
A
35,7
B
357
C
3570
D
357000
Slide 12 - Quiz
210 + 30 ÷ 30 × 5 =
A
1,6
B
215
C
40
D
210,2
Slide 13 - Quiz
Sleep de aanzichten van de figuur hiernaast naar de juiste plek.
Vooraanzicht
Zijaanzicht
Bovenaanzicht
Slide 14 - Drag question
Een fles whisky kost 4,80 euro. Op het etiket staat: inhoud 80 cl. Hoeveel euro kost een literfles van deze whisky?
A
€3,84
B
€38,40
C
€6,-
D
€60,-
Slide 15 - Quiz
(5 + 3) × 8 - 2 × 3 =
A
81
B
58
C
186
D
23
Slide 16 - Quiz
Uit hoeveel kubussen bestaat het bouwwerk hiernaast?
A
8
B
10
C
13
D
14
Slide 17 - Quiz
Sam ziet het volgende recept staan: 100 ml water, 250 gram meel en 5 eieren. Sam heeft 15 eieren. Hoeveel gram meel heeft hij nodig?