Herhaling H1 en H2

Van Kelvin naar Celsius

A
Van Kelvin naar Celsius +273
B
Van Kelvin naar Celsius - 273
1 / 43
next
Slide 1: Quiz
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Van Kelvin naar Celsius

A
Van Kelvin naar Celsius +273
B
Van Kelvin naar Celsius - 273

Slide 1 - Quiz

T = 25°C
Reken om naar Kelvin
A
T = 298K
B
T = 248K
C
T = 273K
D
T = -248K

Slide 2 - Quiz

Sleep de luchtdruk naar het juiste weer



mooi weer
wisselvallig weer 
lage luchtdruk
hoge luchtdruk

Slide 3 - Drag question

Met een manometer op een fietspomp meet je de ...
A
onderdruk
B
overdruk
C
luchtdruk
D
temperatuur

Slide 4 - Quiz

Zet de zinnen in de juiste volgorde
1
2
3
4
5
6
7
De zon verwarmt de aarde
Er ontstaan wolken
Er ontstaat neerslag 
Water verdampt 
Water valt terug naar de aarde
Waterdamp koelt af
Waterdamp stijgt op

Slide 5 - Drag question

Bij een hogedrukgebied is het weer...
A
warm
B
koud
C
neerslachtig
D
droog

Slide 6 - Quiz

Overdruk + luchtdruk
heet:
A
Onderdruk
B
Absolute druk
C
Perfecte druk
D
Super overdruk

Slide 7 - Quiz

Vast
Vloeibaar
Gas
Regen
Waterdamp
Rijp
Mist
Wolk
Stoom
IJsklontje
IJzel

Slide 8 - Drag question

Wat is geen kenmerk van het deeltjesmodel
A
Elke stof is opgebouwd uit moleculen
B
Moleculen trekken elkaar aan
C
Moleculen zijn heel klein
D
Moleculen bewegen voortdurend

Slide 9 - Quiz

Stoffen bestaan uit moleculen. 
Hieronder staan drie afbeeldingen. 
Sleep de afbeelding naar de juiste fase. 
Vaste fase
Vloeibare fase
Gasvormige fase

Slide 10 - Drag question

Fase-driehoek
verdampen
condenseren
stollen
smelten
rijpen
vervluchtigen
/ sublimeren
vast
vloeibaar
gas

Slide 11 - Drag question

Waar zit water in welke fase?
Gas
Vloeibaar

Slide 12 - Drag question

Stijgbuis
Reservoir
Schaalverdeling

Slide 13 - Drag question

Fasedraad
Aardedraad
Nuldraad
Schakeldraad

Slide 14 - Drag question

Hoe heet de fase-overgang bij het overgaan van de vloeibare fase naar de vaste fase bij kwik?
A
Bevriezen
B
Stollen
C
Smelten
D
Verdampen

Slide 15 - Quiz

Welke fase van
water is sneeuw?
A
temperatuur
B
vloeibaar
C
gas
D
vast

Slide 16 - Quiz

Wat voor effect heeft
zout op water?
A
Het verlaagt het stolpunt
B
Het verlaagt het smeltpunt
C
Het verhoogt het smeltpunt
D
Het verlaagt het kookpunt

Slide 17 - Quiz

Hoe noem je de 'streepjes' en getallen op een thermometer ?
A
de meetwaardes
B
de temperatuur in graden Celsius
C
ijkwaarden
D
schaalverdeling

Slide 18 - Quiz

Hoe noem je het
onderste gedeelte
van de vloeistof thermometer?
A
Stijgbuis
B
Schaalverdeling
C
Reservoir
D
Glas

Slide 19 - Quiz

Overdruk meet je met een:
A
Mandometer
B
Manometer
C
Manimeter
D
Mastermeter

Slide 20 - Quiz

Zijn smeltpunt en kookpunt stofeigenschappen?
A
Smeltpunt wel, kookpunt niet
B
Smeltpunt niet, kookpunt wel
C
Allebei niet
D
Allebei wel

Slide 21 - Quiz

Het water kookt. Je laat het 2 minuten doorkoken. Wat is de temperatuur van je kokende water dan?
A
Minder dan 100 graden Celsius
B
Precies 100 graden Celsius
C
Meer dan 100 graden Celsius

Slide 22 - Quiz

Juist of onjuist?
"Het kookpunt ligt voor alle stoffen bij dezelfde temperatuur."
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quiz

Bij welke temperatuur ligt het vriespunt van water?
A
0 °C
B
10 °C
C
100 °C
D
1000 °C

Slide 24 - Quiz

Sleep de vakjes A t/m F naar de juiste fase
Gas
fase
Vaste fase
Vloeibare fase
Water bij 5 °C
Water bij -10 °C
Water bij 25 °C
Water bij 105 °C
Water bij 75 °C
Water bij -108 °C

Slide 25 - Drag question


Wanneer verdampt water?
A
bij elke temperatuur tussen 0°C en 100°C
B
alleen als de zon schijnt
C
alleen als het kookt
D
boven de 50°C

Slide 26 - Quiz


Water bevriest
A
De toestand verandert
B
De stof verandert

Slide 27 - Quiz

Hoe heet de faseovergang van vast naar gas?
A
Verdampen
B
Vervluchtigen
C
Condenseren
D
Rijpen

Slide 28 - Quiz

Over welke faseovergang gaat het?
De was hangt buiten te drogen.
A
Smelten
B
Stollen
C
Verdampen
D
Condenseren

Slide 29 - Quiz

Hoe heet de faseovergang van vloeibaar naar vast?
A
Rijpen
B
Condenseren
C
Stollen
D
Verdampen

Slide 30 - Quiz

Hoe heet de faseovergang van gas naar vast?
A
Stollen
B
Vervluchtigen
C
Verdampen
D
Rijpen

Slide 31 - Quiz

Welke faseovergang zie je op de afbeelding?
A
Verdampen
B
Smelten
C
Condenseren
D
Rijpen

Slide 32 - Quiz


Is deze thermometer analoog of digitaal?
A
Analoog
B
Digitaal

Slide 33 - Quiz

De vloeistof in een thermometer krimpt als de temperatuur...
A
stijgt
B
daalt

Slide 34 - Quiz

Van welk principe maakt een thermometer gebruik ?
A
Van smeltend ijs in water
B
Van het principe: meten is weten
C
Uitzetting
D
Warmte geleiding

Slide 35 - Quiz

Hoe wordt deze thermometer genoemd?
A
koortsthermometer
B
alcoholthermometer
C
temperatuurmeter
D
vloeistofthermometer

Slide 36 - Quiz

Wat is het kookpunt van water?
A
0 °C
B
10 °C
C
100 °C
D
1000 °C

Slide 37 - Quiz

De thermometer van Jan geeft -3 ℃ weer.
Gisteren was de temperatuur 3 graden lager.
Welke temperatuur gaf het display toen aan?
A
- 6℃
B
0 ℃
C
3 ℃
D
6 ℃

Slide 38 - Quiz

stollen
verdampen
smelten
condenseren

Slide 39 - Drag question

Wat is GEEN
vloeibaar water?
A
Mist
B
Dauw
C
Hagel
D
Wolken

Slide 40 - Quiz

Een glaasje water.
Welke fase is dit van water?
A
Vloeibaar
B
Gas
C
Vast
D
Nat

Slide 41 - Quiz

Mist is water in de...
A
vaste fase
B
vloeibare fase
C
gasvormige fase

Slide 42 - Quiz

Een ijsklontje.
Welke fase is dit van water?
A
Vloeibaar
B
Gas
C
Vast

Slide 43 - Quiz