1A Waarneming en gedrag BS3 ogen

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 1

Thema 5 waarneming en gedrag

Basisstof 3, ogen

Leerdoel

Je kunt de bouw en werking van het oog beschrijven

Het witte gedeelte van je oog

Doorzichtig vlies aan de voorkant van de iris en pupil

Het witte gedeelte van je oog

Haren boven je ogen die zweet en vuil tegenhoud

Haren bij je ogen die ook zweet en vuil tegenhouden die de wenkbrauwen niet konden tegenhouden

Ooglid is een stuk huid waarmee je kunt knipperen. 

Knipperen is om uitdroging van het oog tegen te gaan.

Ook hebben wij een ooglid om dingen van buitenaf tegen te houden.

Pupil is de opening in de iris

Iris is het gekleurde gedeelte van het oog

Welk onderdeel van je ogen beschermt tegen fel licht?

1. Wimpers
2. Ooglid
3. Wenkbrauwen
4. Traanvocht

Door welk onderdeel van het oog, kan er licht binnen het oog schijnen?

1. Pupil
2. Iris
3. Glasachtig lichaam
4. Harde oogvlies

Oogspieren zorgen voor de beweging van de oog

Vlies met veel bloedvaten, dat zorgt voor voeding van een groot deel van het oog

Het vlies waar de zintuigcellen in liggen, deze vangen de prikkels op en zetten ze om in impulsen

De geleiachtige massa in het oog

Plaats in het centrum van het netvlies, waarmee je het scherpst met je zintuigcellen kunt zien

Plaats van het netvlies waar de oogzenuw het oog verlaat en waar geen zintuigcellen liggen

Onderdeel van het oog dat impulsen van het netvlies naar de hersenen geleidt.

Lens: Onderdeel van het oog dat zich achter de iris en de pupil bevindt en dat ervoor zorgt dat je scherp kunt zien

Op welke plek kun je het scherpst zien?

1. Heel het netlvies
2. Op de gele vlek
3. Op de blinde vlek

Welk onderdeel van het oog zorgt ervoor dat het beeld scherp wordt?

1. De iris
2. De pupil
3. De lens
4. Het glasachtiglichaam

Werking oog, je ziet alles ondersteboven. De hersenen zetten het weer rechtop. 

Bijziend

Iemand die alleen van dichtBIJ kan zien. Voor de verte wordt er gecorrigeerd met een holle lens.

Verziend

Iemand die alleen in de VERte kan zien. Voor dichtbij wordt er gecorrigeerd met een bolle lens.

Roy is verziend.
Ziet Roy dan niet goed in de verte of dichtbij?

1. Verte
2. Dichtbij

Channah is bijziend.
Ziet Channah niet goed in de verte of dichtbij?

1. Verte
2. Dichtbij

Aan de slag!

Maak de opdrachten van 5.3: oren en ogen.

Gebruik je boek vanaf bladzijde 92

Dit is huiswerk voor volgende week maandag.