Microscopie: Onderdelen en functies W&W M1

Microscopie

1 / 28
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Microscopie

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Wat is de functie van een microscoop?

Slide 3 - Open question

Je gaat de onderdelen van de microscoop leren.
Hoe ga jij dat doen?

Slide 4 - Slide

Is deze pagina handig om de onderdelen te leren?

Waarom wel?

Waarom niet?

Slide 5 - Slide

Revolver
1
Objectief
2
Klemmen
3
Kruistafel
4
Diafragma
5
Lampje
6
Oculair
7
Tubus
8
Statief
9
Grote stelschroef

10
Kleine stelschroef

11
Voet

12
Kruistafel stelknoppen

13
Je gaat de onderdelen van de microscoop leren.
1. Je bedenkt hoe het onderdeel heet in je hoofd en je controleert
Als je tijdens het schrijven 
OOK het onderdeel hardop zegt (of zingt:)

DAN onthoud je het NOG BETER.

Je leert zo sneller, 
het levert je vrije tijd op!
2. Je zegt hardop hoe het onderdeel heet en je controleert
3. Je maakt een lijstje met de nummers 1 t/m 12 en je schrijft de onderdelen op. Je kijkt het na.
De onderdelen die je niet wist of fout had, ga je herhalen
4.Idem nr. 3. Je herhaalt elke dag even alle onderdelen. De lastige onderdelen herhaal je vaker

Slide 6 - Slide

Revolver
1
Objectief
2
Klemmen
3
Kruistafel
4
Diafragma
5
Lampje
6
Oculair
7
Tubus
8
Statief
9
Grote stelschroef

10
Kleine stelschroef

11
Voet

12
Kruistafel stelknoppen

13

Slide 7 - Slide

Je gaat de functies van onderdelen van de microscoop leren.

Slide 8 - Slide

Revolver: Hiermee kun je een objectief kiezen en het 'dopje ervoor draaien'.
1
Objectief: Je kunt een lens kiezen waardoor je 40, 100 of 400 x vergroot.
Je kunt ook 'het dopje ervoor draaien'.
2
Klemmen: Hiertussen leg je het voorwerpglas (objectglas) met daarop het kleine dunne dekglaasje.
3
Kruistafel: Hierop leg je het objectglas met het preparaat.
Let op: Het preparaat maak je NIET op de kruistafel maar op je eigen tafel
4
Diafragma: Hiermee regel je de hoeveelheid licht
5
Lampje: Hiermee bepaal je de hoeveelheid licht
6
Oculair: Vergroot 10 x
7
Tubus: Buis met daarin het oculair
8
Statief: Hiermee pak je de microscoop vast
9
Grote stelschroef: Hiermee stel je scherp met een vergroting van 40 en/of 100x

10
Kleine stelschroef: Hiermee stel je scherp met met een vergroting van 400 x

11
Voet: Ondersteun de microscoop hier als je hem draagt

12
Kruistafel stelknoppen: Hiermee verplaats je het preparaat naar voor - achter en links - rechts. 

13
Je gaat de functies van onderdelen van de microscoop leren.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Microscopie
Oculair vergroot 10 x
Objectieven
  • rood 4 x
  • geel 10 x
  • blauw 40 x

De vergroting is oculair x objectief


Slide 11 - Slide

Wat is de functie van het 'diafragma' van de microscoop?
A
het preparaat vergroten
B
hoeveelheid licht regelen
C
microscoop aan vastpakken
D
microscoop aan/uit zetten

Slide 12 - Quiz

Door welk gedeelte van de microscoop kijk je?
A
diafragma
B
objectief
C
oculair
D
revolver

Slide 13 - Quiz

Hoe heet onderdeel
nummer 1
A
oculair
B
grote stelschroef
C
statief
D
revolver

Slide 14 - Quiz

Bij welke vergroting stel je scherp met de grote stelschroef?
A
10 x
B
40 x
C
400 x
D
100 x

Slide 15 - Quiz

Waaraan pak je de microscoop vast?

Slide 16 - Open question

Hoe noem je het voorwerp dat je onder een microscoop wilt bekijken?

Slide 17 - Open question

Slide 18 - Slide

schematische tekening van appelbloesem
voorbeeld van een schematische tekening

Slide 19 - Slide

Tekenregels
1. Gebruik een HB potlood.

2. Laat aan de linkerkant 2 cm vrij voor eventuele gaatjes in het blad.

3. Zet een juiste titel , (doorsnede) + vergroting boven aan je tekening:
voorbeeld:
Een schematische / natuurgetrouwe tekening van een dwarsdoorsnede van een appel (vergroting 4x)

Slide 20 - Slide

Tekenregels
  1. 4. Zet je eigen gegevens in de rechter bovenhoek.

5. Schrijf de onderdelen rechts buiten de tekening. Gebruik hiervoor altijd een liniaal.

6. Teken groot. Gebruik de ruimte die je hebt, maar houd rekening met alle gegevens die verder nog op je blaadje moeten komen.


Slide 21 - Slide

Tekenregels
7. Teken strakke lijnen en schets niet. Teken ook niet te dikke lijnen. Wanneer je dit moet uitgummen krijg je zichtbare gumlijnen. Dit ziet er niet netjes uit.

8. Teken wat je ziet en niet wat je volgens je boek moet zien.

9. Je tekent 1 (max. 2) tekeningen op 1 a4. Niet op de achterkant tekenen.

10. Niet inkleuren.

Slide 22 - Slide

Natuurgetrouwe tekening
Schematische tekening

Slide 23 - Slide

Is de afbeelding hiernaast natuurgetrouw of schematisch?
A
Natuurgetrouw
B
Schematisch

Slide 24 - Quiz

Bij een natuurgetrouwe tekening
A
zie je een een tekening die snel klaar is
B
zie je alleen de belangrijkste kenmerken
C
is alles naar werkelijkheid getekend
D
zie je een eenvoudige tekening

Slide 25 - Quiz

Natuurgetrouwe of schematische tekening van een vlinder?
A
natuurgetrouw
B
Schematisch

Slide 26 - Quiz

Is deze tekening Schematisch of Natuurgetrouw?
A
Natuurgetrouw
B
Schematisch

Slide 27 - Quiz

Wat voor tekeningen zijn dit?
A
Een buitenaanzicht en een dwarsdoorsnede.
B
Een buitenaanzicht en een lengtedoorsnede.
C
Een dwarsdoorsnede en een lengtedoorsnede.

Slide 28 - Quiz