2 - practice listening + present perfect


Welcome G2a!
1 / 45
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson


Welcome G2a!

Slide 1 - Slide

Today's lesson
  • Practice listening
  • Discussing test chapter 2
  • New grammar: present perfect
  • Practice: present perfect
  • Homework

Slide 2 - Slide

Listening
  • Pak je oortjes en plug ze in je laptop
  • Ga naar woots.nl
  • Log in met Entree en dan je Magistergegevens
  • Maak de luistertoets die klaar staat (Kijk- en luistertoets Engels | 2016/2017 | vmbo gt | digitaal)

Slide 3 - Slide

Test chapter 2

Slide 4 - Slide

Present Perfect
recap B2
Present Perfect

Slide 5 - Slide

Na deze les kun je:
  • Zeggen dat iets in het verleden is begonnen en nu nog aan de gang is
  • Zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en je daar nu het resultaat van merkt
  • Praten over ervaringen in iemands leven tot nu toe

Slide 6 - Slide

Present perfect
Je gebruikt de present perfect om te zeggen dat iets in het verleden is begonnen en nu nog steeds bezig is, om te praten over ervaringen en om te zeggen dat iets is gebeurd waar je nog steeds resultaat van merkt.
In het Nederlands gebruik je een vorm van hebben en een voltooid deelwoord ...Ik heb gegeten
In het Engels: form of to have + past participle

Slide 7 - Slide

Forms of 'to have'
                                                     have / has
I have
you have
he, she, it has
we have
they have

Slide 8 - Slide

Wat is dan het voltooid deelwoord?
Er zijn 2 verschillende         regelmatige werkwoorden 
                                                           
                                                  onregelmatige werkwoorden
1
2

Slide 9 - Slide

           
             regelmatige werkwoorden       
1
werkwoord + -ed
play - played
walk - walked
work - worked
enjoy - enjoyed
try - tried

Slide 10 - Slide

           
             onregelmatige werkwoorden

2
Het derde woord uit de rijtjes 
 (past participle)
To do - did - done
to fly - flew - flown
to fight - fought - fought

Slide 11 - Slide

Hoe maak je de present perfect?
  • Have / has + voltooid deelwoord

  • I have lived here for ten years.

  • She has known him since 2011.

Slide 12 - Slide

Wanneer gebruik je de present perfect?


  • Om te praten over iets wat in het verleden is begonnen, en nu nog aan de gang is (nog niet afgelopen)

Bob has known John since they were 10.
Mary has worked at the market for 5 years now.
Bill and Kate have been friends since 2011.



Slide 13 - Slide

Wanneer gebruik je de present perfect?
  • Om te praten over iets wat in het verleden gebeurd en waar je nu het resultaat van merkt:

Sharon has broken her leg (now she can't walk)
Jim has lost his keys ( now he can't open the door)
Gwen has eaten too much (now she feels sick)






Slide 14 - Slide

Wanneer gebruik je de present perfect?
  • Om te praten over ervaringen tot nu toe:

I have never been to America.
Have you ever been to America?
I've never swum with dolphins.
She has never run a marathon.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Vragen maken in de present perfect
zet have/has aan het begin van de zin
vb
  • He has eaten at a restaurant.
  • Has he eaten at a restaurant?

Slide 18 - Slide

Ontkenningen maken in de present perfect
zet not meteen achter has/have
vb
  • He has eaten at a restaurant.
  • He has not/hasn't eaten at a restaurant.

Slide 19 - Slide

SIGNAALWOORDEN
  • FOR - (NU) AL
  • YET - AL (IN VRAAGZINNEN)
  • NEVER - NOOIT
  • EVER - OOIT
  • JUST - NET
  • ALREADY - AL
  • SINCE - SINDS
  • NOT YET - NOG NIET
  • ALWAYS - ALTIJD AL
  • (FOR) HOW LONG? - HOE LANG
FYNE JAS

Slide 20 - Slide

Let's try it! You can do this.

Slide 21 - Slide

I
You
He/She/It
We
You
They
have 
have
have 
have 
have 
has

Slide 22 - Drag question

Welk werkwoord is ALTIJD aanwezig in de present perfect?
A
do of does
B
am of are
C
have of has
D
was of were

Slide 23 - Quiz

Hoe vorm je de Present Perfect?
A
stam + ED
B
met het derde rijtje van de irregular verbs
C
stam + S bij he / she / it
D
met has / have + voltooid deelwoord

Slide 24 - Quiz

Welke zin staat in de present perfect?
A
She has a cat.
B
She has had her cat for 9 years.

Slide 25 - Quiz

Welke zin staat in de present perfect?
A
I lived in Amsterdam.
B
I have lived in Amsterdam since I was 18.

Slide 26 - Quiz

Welke zin staat in de present perfect?
A
She was working until late.
B
She worked until late.
C
She has worked until late.
D
She has been working until late.

Slide 27 - Quiz

Welke zin staat in de present perfect?
A
I have lived in Utrecht for 13 years.
B
I was living in Utrecht.
C
I lived in Utrecht in 2010
D
I am living in Utrecht.

Slide 28 - Quiz

Which sentence is the present perfect?
A
I bought a dog
B
I have bought a dog
C
I buy a dog
D
I am buying a dog

Slide 29 - Quiz

Which sentence is the present perfect?
A
He lives here for ten years
B
He lived here for ten years
C
He has lived here for ten years
D
He is living here for ten years

Slide 30 - Quiz

Welke zin staat in de Present Perfect?
A
She goes home at 8 o'clock.
B
He fell off his bike.
C
She has caught ten balls so far.
D
They worked all day yesterday.

Slide 31 - Quiz

Welke zin staat in de Present Perfect?
A
I love to cycle to school.
B
We often go to church.
C
They have not talked to him yet.
D
I didn't hear him come in.

Slide 32 - Quiz

He ......................... ( play)


A
have played
B
has played

Slide 33 - Quiz

I ........................(work) very hard.
A
has worked
B
have worked

Slide 34 - Quiz

Helen ...................................... here for 7 years.
A
have live
B
has lived
C
has live
D
have lived

Slide 35 - Quiz

You.......................(walk) to Germany
A
Has walked
B
Have walked
C
Has walk
D
Have to walk

Slide 36 - Quiz

Maak present perfect:
I ask

Slide 37 - Open question

Maak de present perfect:
He listens

Slide 38 - Open question

Present perfect:
I walk to school

Slide 39 - Open question

Present perfect:
She breaks a vase

Slide 40 - Open question

  1. Emma (never to see)......... this film on TV
  2. How often (she to phone) ...... the office ?
  3. ....... the Millers  .......... (to arrive) yet?
  4. John ..........(not to go ) on a trip to Alaska.
  5.  (they ever to be) ...........to New York?
  6. Andy ...........(not to repair) his sister's bike.
  7. (you to drop)........a knife in the kitchen.
  8. I  ...........(to buy) a new laptop.
  9. ............(to find) his pen yet?
  10. The students ...........(not to forget) their homework
timer
10:00
Klaar? Begin aan je huiswerk voor volgende week

Slide 41 - Slide

Write down a sentence with the present perfect

Slide 42 - Open question

Je hebt uitleg gehad en geoefend
met de PRESENT PERFECT.
Vertel nogmaals hoe deze tijd eruit ziet.

Slide 43 - Open question

Ik snap het:
A
Helemaal
B
Helemaal niet
C
Een beetje
D
Bijna

Slide 44 - Quiz

Homework
Do CH3 Getting started ex. 1, 2, 3 (p.136-137)
Do CH3 B Theme words ex. 10, 11, 12, 14, 16 (p.140-143)

Slide 45 - Slide