This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Toets Bewegen
Slide 1 - Slide
Harry rijdt op zijn scooter. Hij is moe, waardoor zijn reactietijd langer is dan normaal. Wat gebeurt er dan met de reactieafstand, de remweg en de stopafstand?
A
De reactieafstand en de remweg worden langer; de stopafstand blijft gelijk.
B
De reactieafstand en de stopafstand worden langer; de remweg blijft gelijk.
C
De reactieafstand wordt langer; de remweg en de stopafstand blijven gelijk
D
De remweg en de stopafstand worden langer; de reactieafstand blijft gelijk.
Slide 2 - Quiz
Uitspraak 1: ‘Als de massa groter wordt, dan wordt de stopafstand ook groter.’ Uitspraak 2: ‘Als de remkracht groter wordt, dan wordt de stopafstand ook groter.’ Welke uitspraak is juist?
A
Geen van beide uitspraken is juist.
B
Alleen uitspraak 1 is juist.
C
Alleen uitspraak 2 is juist.
D
Uitspraak 1 en 2 zijn beide juist.
Slide 3 - Quiz
Rowan loopt 4,5 uur met een snelheid van 6 km/h. Hoe ver heeft Rowan gelopen?
A
1,3 km
B
7,5 km
C
10,5 km
D
27 km
Slide 4 - Quiz
x staat voor afstand s: Wat is dit voor beweging ?
A
eenparig
B
versneld
C
vertraagd
D
iets anders
Slide 5 - Quiz
x staat voor afstand: Wat is dit voor beweging ?
A
eenparig
B
versneld
C
vertraagd
D
iets anders
Slide 6 - Quiz
Wat is dit voor beweging ?
A
eenparig
B
versneld
C
vertraagd
D
staat stil
Slide 7 - Quiz
Wat is dit voor beweging ?
A
eenparig
B
versneld
C
vertraagd
D
iets anders
Slide 8 - Quiz
Wat is dit voor beweging ?
A
eenparig
B
versneld
C
vertraagd
D
iets anders
Slide 9 - Quiz
Wat is dit voor beweging ?
A
eenparig
B
versneld
C
vertraagd
D
iets anders
Slide 10 - Quiz
Wat voor beweging is dit?
A
versnelde beweging
B
vertraagde beweging
C
eenparige beweging
Slide 11 - Quiz
Hoelang doe je over 500 meter als je met een snelheid van 2m/s loopt?
A
240 seconden
B
320 seconden
C
4,17 minuten
D
4,5 minuten
Slide 12 - Quiz
Stel een stroboscopische lamp flitst 20 keer in 3 seconden. Hoeveel seconde zit er dan tussen iedere flits in?
A
6,66 seconde
B
0,30 seconde
C
0,15 seconde
D
0,20 seconde
Slide 13 - Quiz
Geluidsnelheid in lucht is 343 m/s tijd = 5 seconde Wat is de afstand die het geluid aflegt?
A
68,6 m
B
1,8 km
C
1715 m
D
hiervoor heb je niet genoeg gegevens
Slide 14 - Quiz
Reken om!
180 km/h = .. m/s
A
648 m/s
B
49,9 m/s
C
50 m/s
D
50 km/h
Slide 15 - Quiz
Reken om!
0,25 m/s = ... km/h
A
0,9 km/h
B
0,9 m/s
C
1,0 m/s
D
0,99 m/s
Slide 16 - Quiz
5 kilometer =
A
50 meter
B
5 meter
C
500 meter
D
5000 meter
Slide 17 - Quiz
3 uur =
A
120 minuten
B
180 minuten
C
30 minuten
D
300 minuten
Slide 18 - Quiz
3 uur =
A
10800 seconden
B
108 seconden
C
1080 seconden
D
108000 seconden
Slide 19 - Quiz
360 seconden =
A
0,001 uur
B
0,01 uur
C
0,1 uur
D
1 uur
Slide 20 - Quiz
Tussen 2 en 3 s is er een
A
eenparige beweging
B
versnelde beweging
C
vertraagde beweging
D
stilstand
Slide 21 - Quiz
Op 4 s is er sprake van een:
A
eenparige beweging
B
versnelde beweging
C
vertraagde beweging
D
stilstand
Slide 22 - Quiz
Tussen 2 en 4 s legt de wandelaar een afstand van
A
8m
B
4m
C
6m
D
16m
Slide 23 - Quiz
Een fietser fietst op een fietspad en ziet een bal de weg op rollen. Terwijl hij grijpt naar zijn rem legt hij 2 meter af en daarna komt hij na het remmen op een totale afstand van 9 meter tot stilstand. Wat was zijn remweg?
A
4,5 meter
B
7 meter
C
9 meter
D
11 meter
Slide 24 - Quiz
Zelfde vraag, maar nu wil ik de stopafstand: Een fietser fietst op een fietspad en ziet een bal de weg op rollen. Terwijl hij grijpt naar zijn rem legt hij 2 meter af en daarna komt hij na het remmen op een totale afstand van 9 meter tot stilstand. Wat was zijn stopafstand?
A
4,5 meter
B
7 meter
C
9 meter
D
11 meter
Slide 25 - Quiz
Zelfde vraag, maar nu wil ik de stopafstand: Een fietser fietst op een fietspad en ziet een bal de weg op rollen. Terwijl hij grijpt naar zijn rem legt hij 2 meter af en daarna komt hij na het remmen op een totale afstand van 9 meter tot stilstand. Wat was zijn remafstand?
A
4,5 meter
B
7 meter
C
9 meter
D
11 meter
Slide 26 - Quiz
Een fietser fietst (met v=10m/s) op een fietspad en ziet een bal de weg op rollen. Terwijl hij grijpt naar zijn rem legt hij 2 meter af en daarna komt hij na het remmen op een totale afstand van 9 meter tot stilstand. Wat was zijn reactietijd?
A
2 seconde
B
2 meter
C
5 seconde
D
0,2 seconde
Slide 27 - Quiz
Een fietser fietst (met v=10m/s) op een fietspad en ziet een bal de weg op rollen. Terwijl hij grijpt naar zijn rem legt hij 2 meter af en daarna komt hij na het remmen op een totale afstand van 9 meter tot stilstand. hoe lang duurt het remmen?
A
0,7 seconde
B
0,35 seconde
C
1,4 s
D
0,9
Slide 28 - Quiz
Wat betekent gemiddelde snelheid?
A
Dat het de werkelijke snelheid is op het moment zelf.
B
Dat het een snelheid is die gerekend is over een bepaalde afstand en tijd.
Slide 29 - Quiz
Welke eenheden horen bij tijd?
A
seconden en meter
B
kilometer en meter
C
uren en kilometer
D
seconden en uren
Slide 30 - Quiz
Ik loop met een snelheid van 5 m/s. Ik loop 10 seconde achter elkaar. Welke afstand leg ik af?
A
5 meter
B
20 meter
C
50 meter
D
80 meter
Slide 31 - Quiz
Eentrein legt in 2,5 uur een afstand af van 225 km. bereken de gemiddelde snelheid
A
900 km/h
B
9000 km/h
C
0,9 km/h
D
90 km/h
Slide 32 - Quiz
Een auto legt in 4,5 uur een afstand van 360 km af. Bereken de gemiddelde snelheid.
A
70 km/h
B
80 km/h
C
90 km/h
D
100 km/h
Slide 33 - Quiz
Van snelheid in m/s naar snelheid km/h doe je door:
A
Snelheid in m/s keer 3,6
B
Snelheid in m/s gedeeld door 3,6
C
Snelheid in m/s keer 36
D
Snelheid in m/s gedeeld door 36
Slide 34 - Quiz
Stel een stroboscopische lamp flitst 5 keer per seconde. Hoeveel seconde zit er dan tussen iedere flits in?