Vertaal (traduis):
1. Il a les cheveux blonds. - Hij heeft blond haar.
2. Elle a les yeux bleus. - Zij heeft blauwe ogen.
3. Elle est grande. - Zij is groot.
4. Ma soeur est sympa. - Mijn zus is aardig.
5. Mijn broer is aardig. - Mon frère est sympa.
6. Wij vinden het leuk om samen te gamen. - On aime jouer à la console ensemble / nous aimons jouer à la console ensemble.