Chapter 2 - Lesson 10

WELCOME TO
1 / 45
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 11 videos.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

WELCOME TO

Slide 1 - Slide

10 minutes of silence
Readtheory.org 
Login and go to next quiz
Read and do the assignments quietly for 10 minutes. 

timer
10:00

Slide 2 - Slide

Today's class
At the end of this lesson...
  • ... I  can use modals correctly.
  • ... I have practiced my watching skills.

Slide 3 - Slide

Today's lesson
  • Talk about an injury/illness 
  • Vocabulary
  • I Writing and grammar
  • Slim stampen
  • Watching practice 

Slide 4 - Slide

achievement

Slide 5 - Open question

participation

Slide 6 - Open question

obviously

Slide 7 - Open question

destroy

Slide 8 - Open question

volhouden

Slide 9 - Open question

(zich) niet lekker voelen

Slide 10 - Open question

marine

Slide 11 - Open question

zeldzaam

Slide 12 - Open question

Today's lesson
  • Talk about an injury/illness 
  • Vocabulary
  • I Writing and grammar
  • Slim stampen
  • Watching practice 

Slide 13 - Slide

Grammar 4 - Modals 
Can wordt gebruikt om te praten over mogelijkheden, om verzoeken te doen en om toestemming te vragen. 
Can I go to the bathroom? 
He can play chess. 

To be able to wordt gebruikt om te zeggen dat je in staat bent iets te doen. 
am/is/are able to 
I am able to solve the problem. 


Slide 14 - Slide

Modals
Could is de verleden tijd vorm van can, maar ook een beleefheidsvorm. Als je een vraag stelt aan een volwassene gebruik je deze vaak ook. 

Het wordt ook gebruikt om uit te drukken dat iets waarschijnlijk gebeurt in de toekomst, maar geen zekerheid heeft. 

It could rain today. 
Could you help me with this task?



Slide 15 - Slide

Modals
Must en have drukken beiden noodzaak uit. 
Must = noodzaak vanuit de spreker.   Have = noodzaak vanuit iemand anders. 

Should gebruik je om advies te geven, een suggestie te doen of te zeggen dat iets juist is om te doen.

I have to take my medication said the doctor. 
We must not forget to buy shampoo. 
We should see the doctor. 



Voorbeeld: We should see the doctor. 

Slide 16 - Slide

Modals 

can - could - to be able to - should - must - have to / has to 
  1. I think you ________ watch that movie, it's great.
  2. You __ stop studying, but your grade wouldn't get any better. 
  3. My father says I _____ do my homework, or he will ground me.
  4. I really _____ exercise if I want to get fit.
  5. I ________ (not) walk since I've sprained my ankle.
  6. He _______ dance like a professional. 

Slide 17 - Slide

Exercise 51
  • 51a - Must should not can
  • 51b - the infinitive / whole verb
  • 51d
  • 1. Could/Can
  • 2. Aren’t you able
  • 3. Shouldn’t
  • 4. Must
  • 5. Should
  • 6. Could/can
  • 7. Should



Slide 18 - Slide

Exercise 51
  • 1. can 
  • 2. can't
  • 3. can
  • 4. have to
  • 5. Should
  • 6. could
  • 7. have to
  • 8. must  

Slide 19 - Slide

Exercise 53
I have to / must buy vegetables.
I have to / must make a dentist appointment.
I have to / must do the dishes.
I have to post the packages at the post office.
I should change the sheets.
I should call grandma.
I should read a book.
Could you feed the hamster?
Could you deliver the letter next door?
Could you take the bike to the shop?

Slide 20 - Slide

Exercise 53b
  • 2. You can use a cream for this.
  • 3. Are you able to stand up?
  • 4. You have to eat something.
  • 5. You could take an aspirin.
  • 6. You should tilt your head a bit.
  • 7. You should get an ice pack. 
  • Exercise 54 - what's your answer?
  • Exercise 55 - what's your answer?

Slide 21 - Slide

Today's lesson
  • Talk about an injury/illness 
  • Vocabulary
  • I Writing and grammar
  • Slim stampen - modals 
  • Watching practice 
timer
10:00

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Over welke keuze heeft Link het?
A
ontbijt maken of ontbijt eten
B
ontbijt maken of jezelf opfrissen
C
jezelf opfrissen of ontbijt eten

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Video

Welk voordeel heeft Link's krultang?
A
Hij kan er een mooi kapsel mee maken
B
Hij is lekker warm
C
Hij kan er spek mee vastpakken

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Video

Hoe lang duurt het voordat het spek klaar is?
A
3 minuten
B
5 minuten
C
langer dan 5 minuten

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Video

Met welk woord wordt het spek van Link omschreven?
A
crispy
B
different
C
done

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Video

Waarom moet Rhett door blijven kloppen?
A
De tandenborstel is kapot
B
De tandenborstel trilt niet hard genoeg
C
Anders klontert er teveel eigeel aan de tandenborstel

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Video

Waar lijkt het op, volgens Rhett?
A
Op een duur gerecht in een chique restaurant
B
Op mascara
C
Op mislukte eieren die voor veel geld verkocht worden

Slide 34 - Quiz

Slide 35 - Video

Denkt Rhett dat deze proef gaat lukken?
A
ja
B
nee

Slide 36 - Quiz

Slide 37 - Video

Wat gebruikt Rhett om in de sinaasappel te prikken?
A
iets voor je nagels
B
iets voor je haar
C
iets voor je tanden

Slide 38 - Quiz

Slide 39 - Video

Hangt Link altijd zijn panty over de douche?
A
ja
B
nee

Slide 40 - Quiz

Slide 41 - Video

Hoe warm moet de douche zijn als je koffie wil zetten?
A
lauw
B
maakt niet uit
C
zo warm mogelijk

Slide 42 - Quiz

Slide 43 - Video

Wat ontbreekt er volgens Rhett en Link nog?
A
suiker
B
melk
C
cappuccino
D
smaak

Slide 44 - Quiz

Homework
Tuesday the 18th of January
DO
  • Finish the Flexopdracht
  • STUDY
  • Vocab Theme words/A/C/F/G
  • Grammar 4/5 + stones 4/5/6

Tests are coming :)

Slide 45 - Slide