5.2 Gemiddelde snelheid (deel 1)

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

H5- BEWEGEN

Paragraaf 5.2

Gemiddelde snelheid
(deel 1)

Programma

• Herhaling paragraaf 5.1
• Uitleg paragraaf 5.2 deel 1
• Zelfstandig aan de slag

Herhaling paragraaf 5.1

Hiernaast zie je een stroboscopische
foto. Tussen elke flits zit 0,4 s.
In hoeveel seconden is deze foto
gemaakt?

1. 2,0 s
2. 1,6 s
3. 1,4 s
4. 2,4 s

Hiernaast zie je een stroboscopische foto.
Deze foto is gemaakt in een
totale tijdsduur van 2 sec.
Wat is de tijdsduur tussen twee flitsen?

1. 2 sec.
2. 0,4 sec.
3. 0,5 sec
4. Dat kun je niet zeggen met deze gegevens.

Hiernaast zie je een stroboscopische foto.
Tussen twee flitsen zit een tijdsduur
van 0,5 sec.
Stel dat de tijd tussen de flitsen 0,25 sec was,
hoeveel armen zou je dan zien?

1. 18 armen
2. 9 armen
3. 20 armen
4. 10 armen

John maakt met zijn mobiele telefoon een opname van een racefiets die voorbijrijdt. Kies welke twee gegevens John van deze opname nodig heeft om een plaats-tijddiagram van de beweging van de racefiets te kunnen maken.




Remco maakt met zijn mobiele telefoon een opname van een raceauto die voorbijrijdt.

Kruis aan met welke twee gegevens Remco een plaats-tijddiagram van de beweging van de raceauto kan maken.




Remco maakt met zijn mobiele telefoon een opname van een raceauto die voorbijrijdt.

Kruis aan met welke twee gegevens Remco een plaats-tijddiagram van de beweging van de raceauto kan maken.

1. de totale tijdsduur van de gehele opname
2. de werkelijke afstand die de fiets rijdt tijdens de opname
3. het aantal beeldjes dat zijn camera per seconde maakt
4. de resolutie van de camera waarmee hij de opname maakt

Je ziet een stroboscopische
foto van een rollende
bal. Wat kun je zeggen
over de snelheid van
de bal.

1. Die is overal gelijk
2. Die neemt toe
3. Die neemt af
4. Daar kun je aan de hand van deze foto niets over zeggen

Kijk naar het plaats, tijd-diagram hiernaast. Vul in: Op het tijdstip 2,6 seconden is de auto op ...... cm van het beginpunt.

Leerdoelen par. 5.2

• Je kunt de formule voor gemiddelde snelheid toepassen.
  
• Je kunt een gemiddelde snelheid in m/s omrekenen naar km/h. 
• Je kunt de formule van gemiddelde snelheid in een andere vorm noteren zodat je er de afgelegde afstand of de benodigde tijd mee kunt berekenen.

Opdracht: Sleep de onderste vier componenten op de juist plaats in de tabel.

Filmpje Usain 100 m sprint (nog een keertje dan...)

Oefenvragen

Ik reed vanmorgen met de auto naar Dordrecht. 

Daar deed ik 28 minuten over. De totale afstand was 30,4 km.

Wat was mijn gemiddelde snelheid? (km/h & m/s)

Het eerste gedeelte reed ik op de snelweg. De afstand was 8 km en daar deed ik 5 min over.

Wat was mijn gemiddelde snelheid daar? (km/h & m/s)

En over de reis daarna? (km/h & m/s)

 Antwoorden oefenvragen

Ik reed vanmorgen met de auto naar Dordrecht. 

Daar deed ik 28 minuten over. De totale afstand was 30,4 km.

Wat was mijn gemiddelde snelheid? (km/h & m/s)

s= 30,4 km = 30400 m

t= 28 min = 0,46667 h = 1680 s

v​gem​​=​t​​s​​

v​gem​​=​0.46667​​30,4​​=65,14km/h

v​gem​​=​1680​​30400​​=18,33m/s

 Antwoorden oefenvragen

Het eerste gedeelte reed ik op de snelweg. De afstand was 8 km en daar deed ik 5 min over.

Wat was mijn gemiddelde snelheid daar? (km/h & m/s)

En over de reis daarna? (km/h & m/s)

s= 8 km = 8000 m

t= 5 min =  0,0833 h = 300 s

v​gem​​=​t​​s​​

v​gem​​=​0,0833​​8​​=96km/h

v​gem​​=​300​​8000​​=26,667m/s

Filmpje met twee rekenvoorbeelden

Kijk naar het filmpje van de volgende sheet. Doe mee met de berekeningen. Gebruik steeds het systeem:

• gegeven
• gevraagd
• formule
• berekening en antwoord

Filmpje met twee rekenvoorbeelden

• gegeven     s = 3,1 km (=3100 m);   t = 10 min (= 600 s)
• gevraagd   v = ........ m/s
• formule       v = s / t
• berekening en antwoord
                          v = 3100 / 600 = 5,17 m/s

Opdracht

Maak de vragen 1 t/m 9 van par. 5.2 in je schrift.

Huiswerk Opdracht

Meet op google maps de afstand van de route waarover jij naar huis gaat. 

Meet vanmiddag de tijd die je doet over de reis naar huis. Doe dat deze week eventueel nog een keer en noteer daarvan de gemiddelde tijd.