Hoofdstuk 1, 2 & 3

• Bedrijfseconomie
• MBO
• Studiejaar 2

Hoofdstuk 1, 2 & 3

Quiz time!

Wat is dit voor boeking

1. Creditnota inkoop
2. Factuur inkoop
3. Creditnota verkoop
4. Factuur verkoop

Bij inkoopfacturen boeken we te betalen BTW

1. Juist
2. Onjuist

Wat is dit voor boeking

1. Creditnota inkoop
2. Factuur inkoop
3. Creditnota verkoop
4. Factuur verkoop

Als je een factuur betaald boek je de bank

1. Debet
2. Credit

Bij inkoopfacturen boek je de korting apart

1. Waar
2. Niet waar

Welke van onderstaande kortingen is géén kwantumkorting of Rabat:

1. 3 halen 2 betalen
2. Staffel: 1 stuks = 1,- p st. 10 stuks = 0,90 p st.
3. 2 % betalingskorting
4. 10% korting bij afname van meer dan 100 stuks

Omzetbonus boek je

1. Direct op je verkoopfactuur
2. Aan het einde van een periode

Deze boeking van ontvangen omzetbonus is

1. Juist
2. Niet juist

Betalingskorting (inkoop) boek je op het moment van

1. De inkoopfactuur
2. De betaling

Dit is een boeking van

1. Betalingskorting inkoop
2. Betalingskorting verkoop

Kosten op een inkoopfactuur boek je

1. Debet
2. Credit

Aankoop pand:
Onroerend zaak belasting boek je op de grootboekrekening "gebouwen"

1. Juist
2. Niet juist

Bankbiljetten en munten zijn

1. Gloraal geld
2. Chartaal geld
3. Geworven geld
4. Giraal geld

Bij creditcard betalingen wordt het geld direct van de rekening geschreven

1. Waar
2. Niet waar

Rekening kruisposten wordt op dezelfde manier gebruikt als de rekening geld onderweg

1. Waar
2. Niet Waar

In welk scenario zou je deze journaalpost boeken

1. Verwerken bankafschrift
2. Geld storten bij de bank

Welke uitspraak is juist

1. Het totale bedrag ontvangen door klanten is 20.000
2. Het saldo van de kas is 22.400
3. 15.000 is met chartaal geld betaald
4. 15.000 is per PIN betaald door klanten

Bij iDeal betalingen wordt er gebruik gemaakt van voorfacturering

1. waar
2. niet waar

De dekking van verzendkosten wordt als opbrengst geboekt

1. Waar
2. Niet waar

Als een medewerker tankt met zijn tankpas boek je dit als geld onderweg

1. Waar
2. Niet waar

Intracommunautaire leveringen zijn leveringen...

1. Binnen de EU
2. Buiten de EU

Deze boeking van inkoop binnen de EU is

1. Juist
2. Onjuist

Deze boeking van een verkoopfactuur aan een EU land is

1. Juist
2. Niet juist