9.2 verteringsstelsel

Als je het lokaal binnen komt

Klaar voor de start
timer
3:00
Pak een schrift, pen, werkboek, tekstboek, agenda erbij.
1 / 20
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 20 slide, with interactive quiz, text slide and 3 video.

Items in this lesson

Als je het lokaal binnen komt

Klaar voor de start
timer
3:00
Pak een schrift, pen, werkboek, tekstboek, agenda erbij.

Slide 1 - Slide

Begrippen schrijven
9.2 & 9.3

In stilte.


timer
10:00

Slide 2 - Slide

mondholte/keelholte
1
slokdarm
2
maag
3
maagportier
4
twaalfvingerige darm
5
alvleesklier
6
lever
7
galblaas
8
dunne darm
9
blinde darm
10
dikke darm
11
Endeldarm
12

Slide 3 - Slide

Vertering
Vertering is het kleiner maken van voedingsstoffen voor de vertering.
Verteringsklieren maken verteringssappen:
  • speekselklieren
  • maagsapklieren
  • lever en afvleesklier
  • darmsapklieren (in de dunne darm)
Deze sappen zetten voedingsstoffen om in verteringsproducten. 
Die laatste worden vanuit de dunne darm opgenomen in het bloed.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Aantekening enzymen
Enzym past als een sleutel in de slot → voor elke voedingsstof een ander enzym. 
Enzym gaat als volgt te werk:
1. Bindt aan voedingsstof.
2. Knipt voedingsstof in tweeën.
3. Enzym laat los en kan daarna opnieuw dezelfde stof afbreken.

Enzymen zijn gevoelig voor temperatuur.
Minimumtemperatuur: enzym werkt langzaam. (10 graden)
Optimumtemperatuur: enzym werkt het best. In lichaam 37 graden.
Maximumtemperatuur: enzym werkt langzaam. Hij wordt namelijk vervormd. (45 graden)
Boven maximumtemperatuur gaat enzym kapot. (boven 45 graden)

Slide 6 - Slide

Gal maakt van grote vetdruppels kleine vetdruppeltjes.

Die kleine vetdruppeltjes kunnen door bijv. het alveessap  verteerd worden. Daarna kan het verteringsproduct van het 
vet opgenomen worden in het bloed.
De lever produceert gal. De gal wordt in de galblaas opgeslagen (bewaard). 
Als er vet verteerd moet worden, komt er gal vanuit de galblaas bij de voedselbrij waar vet in zit. 

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

0

Slide 9 - Video

Wat zijn de gevolgen voor je lichaam als je rookt?

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Slide

Gevolgen van roken

Slide 12 - Slide

Gaswisseling in longblaasjes

  1. O2 in de longblaasjes opgenomen in het bloed (van longhaarvaten).
  2. O2 gaat naar organen. 
  3. Organen produceren CO2.
  4. CO2 in het longhaarvat afgegeven aan longblaasje


*maken opdracht 8 blz. 105

Gaswisseling snel door:
  • Longblaasjes + longhaarvaten hebben dunne wand.
  • Longblaasjes samen een groot oppervlak.

timer
5:00

Slide 13 - Slide

Proefje!

Slide 14 - Slide

Manieren van ademen

Slide 15 - Slide

0

Slide 16 - Video

Je ziet drie beweringen die te maken hebben de ademhaling via de neus.

1. Als je door je neus ademt, wordt de lucht afgekoeld.

2. Als je door de neus ademt, wordt de lucht bevochtigd.

3. De trilharen in de neusholte werken het stof met slijm naar de keelholte.

Welke beweringen zijn juist?
A
1 & 2
B
2& 3
C
1& 3

Slide 17 - Quiz

Ademhaling gaat altijd in een bepaalde volgorde.
Welke volgorde is juist?

1 Er vindt inademing plaats.
2 De borstkas wordt vergroot.
3 De borstkas wordt verkleind.
4 Er vindt uitademing plaats.
5 Er wordt zuurstof in het bloed opgenomen.
A
1 - 2 - 4 - 5 - 3
B
1 - 2 - 5 - 3 - 4
C
2 -1 - 4 - 3 - 5
D
2 - 1 - 5 - 3 - 4

Slide 18 - Quiz

Welke stof wordt met nr. 4 aangegeven?
A
zuurstof
B
koolstof
C
koolstofdioxide
D
water

Slide 19 - Quiz

Is het bloed bij plek X
zuurstofrijk of zuurstofarm?
A
Zuurstofrijk
B
Zuurstofarm

Slide 20 - Quiz