Schaalniveaus

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Deze les

- Uitleg schaalniveaus

- Opdrachten 

Ga naar LessonUp

LessonUp.app

Doe mee met de les

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

SCHAALNIVEAUS

Schaalniveau's 

De grootte van het gebied dat je bestudeert noem je het schaalniveau

In- uitzoomen

5 Schaalniveau's

- Mondiaal schaalniveau

- Internationaal (continentaal) schaalniveau

- Nationaal schaalniveau

- Regionaal schaalniveau

- Lokaal schaalniveau

- Wereldwijd schaalniveau
- Continentaal schaalniveau
- Nationaal schaalniveau
- Regionaal schaalniveau
- Lokaal schaalniveau

Wereldwijd schaalniveau

Hele wereld

continentaal schaalniveau

Meer landen, werelddeel

Nationaal schaalniveau

Land

Regionaal schaalniveau

Streek, provincie of landsdeel

Plaatselijk schaalniveau

Stadswijk, dorp of stad

earth.google.com

Wat is het grootste schaalniveau?

1. Lokale schaal
2. Nationale schaal
3. Continentale schaal
4. Wereldwijde schaal

Wanneer je van lokaal schaalniveau naar wereldwijd schaalniveau gaat dan ben je aan het....

1. uitzoomen
2. inzoomen

Het Schaalniveau van het met rood aangegeven gebied is:

1. Regionaal
2. Lokaal
3. Nationaal
4. Mondiaal

Conflictgebied tussen India, China, Pakistan.
Op welk schaalniveau speelt dit af?

1. Wereldwijd
2. Nationaal
3. Regionaal
4. Lokaal

Als je van A naar B naar C naar D gaat ben je aan het ...

1. inzoomen
2. uitzoomen

Welk schaalniveau zie je hier?

1. plaatselijk
2. regionaal
3. landelijk
4. continentaal

Welk schaalniveau

1. plaatselijk
2. Regionaal
3. landelijk
4. continentaal

Welk schaalniveau

1. Plaatselijk
2. Regionaal
3. Landelijk
4. Continentaal

Welk schaalniveau

1. Plaatselijk
2. Regionaal
3. Landelijk
4. Continentaal

Er komen windmolens midden in Kollum. Op welke schaal hebben mensen hier last van?

1. Plaatselijk
2. regionaal
3. Geen van beide
4. Beide

De stroom van die windmolens wordt inNoord-Oost Friesland gebruikt. Welke schaal heeft voordeel van de windmolens?

1. Plaatselijk
2. regionaal
3. Geen van beide
4. Beide

Aan de slag!

Bladzijde 12 t/m 14

Opdracht 15, 20, 21, 22, 23