Oefenopgave
Een leerling maait het gras met een grasmaaier met een massa van
3,5 kg. De hoek tussen de ondergrond en de grasmaaier is
35 graden. De leerling duwt hard genoeg dat de grasmaaier nét in beweging komt. De kracht F
duw die hij uitoefent is 150 N. Bereken of bepaal de wrijvingscoëfficiënt f.