Nederlands Strux H8 Woorden met s en z

We hebben geleerd over f en v
Deze les gaat over s en z.
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

We hebben geleerd over f en v
Deze les gaat over s en z.

Slide 1 - Slide

Doel van deze les:
-Ik weet wanneer de s in een woord een z wordt.
- Ik weet wanneer de z in een woord een s wordt.
- Ik weet wanneer de s verdubbelt wordt.

Slide 2 - Slide

Wanneer de s een z wordt:
boos     De docent is boos.

Zin veranderen:
boos     De boze docent
Dit is bij een lange klank zo. Hier bij de letter oo

Slide 3 - Slide

Nog een voorbeeld:
vie    Mijn broek is vies.
Mijn vieze broek.

s wordt z na de lange klank.  
(lange klank = aa, ee, ie, oo, uu)

Slide 4 - Slide

verdubbeling van de s
Dit doe je bij zelfstandige naamwoorden  als er voor de s een korte klank staat:
kras     krassen
los    losse

(korte klank=a-e-i-o-u)

Slide 5 - Slide

Vul goed in:
ik wijs, wij ....
A
wijssen
B
wijzzen
C
wijsen
D
wijzen

Slide 6 - Quiz

Vul goed in:
Het ........beeld zag er mooi uit.
A
wassen
B
wazzen
C
wasen
D
wazen

Slide 7 - Quiz

Vul goed in:
Het ........meisje
A
booze
B
boze
C
boose
D
bose

Slide 8 - Quiz

Vul de goede vorm in:
Welkom, beste....
A
menzen
B
menssen
C
mensen
D
menzzen

Slide 9 - Quiz

Vul goed in:
We ..... liever met de trein.
A
reizen
B
reizzen
C
reisen
D
reissen

Slide 10 - Quiz

Maken; 
Taalverzorging H 8
opdracht 1 t/m 8
Opdracht 9 is een dictee, deze opdracht maken we op school. 
Maken H9 

Slide 11 - Slide