This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Examentraining Aardrijkskunde TL
Water
Slide 1 - Slide
Het water op aarde bestaat uit zoet en zout water. Hoeveel procent is zoet?
A
25 %
B
15 %
C
2,5 %
D
1,5 %
Slide 2 - Quiz
Welke onderdeel van de waterkringloop behoren tot de KORTE waterkringloop
A
Afstroming en condensatie
B
Afstroming en
infiltratie
C
Condensatie en verdamping
D
Verdamping en infiltratie
Slide 3 - Quiz
De overheid stimuleert burgers tot duurzaam gebruik van water.
Welke maatregel draagt bij aan duurzaam watergebruik?
A
De tuin betegelen
B
Leidingwater gebruiken om de planten water te geven
C
Opgevangen regenwater gebruiken om planten water te geven
D
Regenwater afvoeren via de riolering
Slide 4 - Quiz
Tot 1990 steeg de totale productie van drinkwater in Nederland. Vanaf 1990 daalde de productie van drinkwater in Nederland weer.
Wat is de reden voor deze daling vanaf 1990?
A
De landbouw ging ontzilt zeewater gebruiken
B
De welvaart in Nederland nam af
C
Het aantal inwoners van Nederland daalde.
D
Het gebruik van drinkwater door huishoudens werd duurzamer
Slide 5 - Quiz
In een waterkringloop onderscheiden we: 1. condensatie 2. infiltratie 3. neerslag 4. ondergrondse afstroming 5. verdamping
Welke stappen vinden achtereenvolgens plaats in de waterkringloop als je begint bij oceanen en zeeën?
A
1 - 3 - 4 - 2 - 5
B
1 - 5 - 3 - 4 - 2
C
5 - 4 - 1 - 3 - 2
D
5 - 1 - 3 - 2 - 4
Slide 6 - Quiz
In Nederland maken we drinkwater uit grondwater en oppervlaktewater.
Welk voordeel heeft de productie van drinkwater uit oppervlaktewater ten opzichte van productie van drinkwater uit grondwater?
A
De productie van drinkwater uit oppervlaktewater is goedkoper dan de productie van drinkwater uit grondwater.
B
De winning van oppervlaktewater leidt minder snel tot verdroging van de bodem dan de winning van grondwater.
C
Oppervlaktewater is minder verontreinigd dan grondwater.
D
Het water afkomstig van de productie uit oppervlaktewater is een stuk lekkerder dan van grondwater.
Slide 7 - Quiz
In het diagram zie je het watergebruik van Nederlanders per persoon per dag. Achter een aantal kleuren in de legenda is het watergebruik vervangen door de letters P, Q en R.
Waar staat het juiste watergebruik bij de letters uit de legenda van het diagram?
A
P= douche
Q = wastafel
R= wasmachine
B
P = douche
Q = wasmachine
R = wastafel
C
P = wasmachine
Q = wastafel
R = douche
D
P = wastafel
Q = douche
R = wasmachine
Slide 8 - Quiz
De letter X op de kaart staat in de bovenloop van de rivier?
Goed of fout
A
Goed
B
Fout
Slide 9 - Quiz
Sleep de begrippen naar de juiste plek.
Bovenloop
Middenloop
Benedenloop
Slide 10 - Drag question
Sleep de begrippen naar de juiste plek.
Winterdijk
Zomerdijk
Uiterwaard
Kribben
Komgronden
Oeverwall
Slide 11 - Drag question
Welke maatregel zie je hier?
A
Uiterwaardvergraving
B
Kribverlaging
C
Zomerbedverlaging
D
Obstakelverwijdering
Slide 12 - Quiz
Welke maatregel zie je hier?
A
Uiterwaardvergraving
B
Kribverlaging
C
Dijkverlegging
D
Nevengeul/
Hoogwatergeul
Slide 13 - Quiz
In de bron zie je de gemiddelde afvoer van water in de Rijn en de Maas in kubieke meter per seconde. Leg uit waarom er minder water in de zomer wordt afgevoerd?
Slide 14 - Open question
Door wie wordt het waterbeheer in Nederland uitgevoerd?
A
De gemeente
B
De Provincie
C
Rijkswaterstaat
D
Waterschappen & Rijkswaterstaat
Slide 15 - Quiz
Zorgen voor een juiste waterkwantiteit betekent:
A
(te) veel water
B
Schoon water
C
niet teveel en niet te weinig water
D
(te) weinig water
Slide 16 - Quiz
Wat gebeurt het met het water van een rioolwaterzuiveringsinstallatie?
A
Hier wordt drinkwater van gemaakt
B
Het water wordt geloosd op het oppervlaktewater
C
Het wordt gebruikt als koelwater
D
Het wordt gebruikt als proceswater
Slide 17 - Quiz
Behoort het gebied in deze bron tot hoog- of laag-Nederland
A
Hoog Nederland
B
Laag Nederland
Slide 18 - Quiz
Bekijk de bron. Wat voor soort water vind je bij de cijfers 1 tm 3?
A
1= zout water
2= zoet water
3= brak water
B
1 = zoet water
2= zout water
3= brak water
C
1= brak water
2= zoet water
3= zout water
D
1= zoet water
2= brak water
3= zout water
Slide 19 - Quiz
Wat zien we hier?
A
Een zandeiland
B
Een polder
C
Relatieve zeespiegelstijging
D
De zandmotor
Slide 20 - Quiz
Op de kaart is te zien dat er in het midden van Nederland een groot gebied ligt waar eens in de tien jaar een vochttekort is van meer dan 150 millimeter. In dit gebied liggen vooral zandgronden. Geef een natuurlijke oorzaak waarom juist deze zandgronden sneller een vochttekort hebben.
Klik om te vergroten
Slide 21 - Open question
Welke vorm van irrigatie zie je op de foto?
A
Beregening
B
Druppelirrigatie
C
Oppervlakte-irrigatie
D
Kanaalirrigatie
Slide 22 - Quiz
Welke vorm van irrigatie zie je op de foto?
A
Beregening
B
Druppelirrigatie
C
Oppervlakte-irrigatie
D
Kanaalirrigatie
Slide 23 - Quiz
Niet overal is het even gemakkelijk om drinkwater te maken van oppervlaktewater.
Waar is het moeilijker om van oppervlaktewater drinkwater te maken? Chongqing of Shanghai? Leg je keuze uit.
Klik op de afbeelding om te vergroten.
Slide 24 - Open question
In gebied B worden via de rivieren meer goederen getransporteerd dan in gebied A.
Wat is hiervan de belangrijkste oorzaak?
Klik op de afbeelding om te vergroten.
A
In gebied A liggen minder grote steden en daardoor wordt er minder gehandeld dan in gebied B
B
In gebied A is er in sommige delen van het jaar te weinig water in de rivieren. Dat geldt niet voor gebied B.
C
In gebied B is er minder reliëf waardoor vervoer over water gemakkelijker is dan in gebied A.
D
In gebied B stroomt het water langzamer waardoor de rivieren beter bevaarbaar zijn dan in gebied A
Slide 25 - Quiz
In het zuiden van China komen door hevige regenval steeds meer overstromingen voor. Door ontbossing in het stroomgebied van de rivieren kunnen de overstromingen toenemen. Waarom kan door ontbossing een gebied sneller overstromen?
Slide 26 - Open question
In welke plaats is het minste water per persoon beschikbaar en wat is daarvoor de juiste verklaring?
Klik op de afbeelding om te vergroten.
A
In plaats A is het minste water per persoon beschikbaar, doordat hier veel irrigatielandbouw is.
B
In plaats A is het minste water per persoon beschikbaar, doordat hier weinig neerslag valt.
C
In plaats B is het minste water per persoon beschikbaar, doordat hier veel grote steden liggen.
D
In plaats B is het minste water per persoon beschikbaar, doordat hier veel water verdampt.
Slide 27 - Quiz
De Harranvlakte is een van de heetste plekken van Turkije. Daarom is er veel irrigatiewater nodig om hier katoen te verbouwen. Noem een nadelig gevolg van de irrigatie in dit gebied.
Slide 28 - Open question
In veel gebieden is een tekort aan zoet water. Om aan zoet water te komen ontzilten ze het zoute water en halen ze water uit aquifers. Op welke manier kunnen deze droge gebieden nog meer aan water komen?
Slide 29 - Open question
Op de kaart staan de Eufraat en de Tigris.
Wat is juist?
A
De X staat in de benedenloop van de Eufraat en de Tigris
B
De X staat in de bovenloop van de Eufraat en deTigris
C
De X staat in de middenloop van de Eufraat en de Tigris
D
De X staat op de waterscheiding van de Eufraat en de Tigris
Slide 30 - Quiz
In de grafiek is de beschikbare hoeveelheid water in miljoenen m3 per jaar per land af te lezen.
Welke uitspraak is juist?
De beschikbare hoeveelheid water is in de periode 1990-2005
A
Toegenomen voor Irak en afgenomen voor Syrië
B
Toegenomen voor Syrië en afgenomen voor Irak
C
Toegenomen voor Syrië en afgenomen voor Turkije
D
Toegenomen voor Turkije en afgenomen voor Syrië
Slide 31 - Quiz
Op de foto is een stuwdam te zien. De bouw van stuwdammen zorgt voor een voorraad water die gebruikt kan worden voor huishoudens, de landbouw en de industrie. Geef nog een belangrijke reden waarom stuwdammen gebouwd worden.
Slide 32 - Open question
Waarom kan het bouwen van stuwdammen in de Nijl soms tot ruzie over het water tussen landen leiden?
A
De aanleg van stuwdammen is duur waardoor de belastingen omhoog moeten.
B
De aanleg van stuwdammen vraagt veel ruimte waardoor veel mensen moeten verhuizen. Verzet is groot.
C
Het land stroomafwaarts krijgt minder water van de rivier.
D
Het milieu in het rivierdal wordt door de aanleg van het stuwmeer ernstig aangetast.
Slide 33 - Quiz
Wat zie je op de foto?
A
Aquifer
B
Wadi
C
Fatamorgana
D
Oase
Slide 34 - Quiz
Huiswerk
Maak opdracht 16 t/m 31 van het schriftelijk examen aardrijkskunde 2023, tijdvak 1.
Kijk dit kritisch na en corrigeer waar nodig in je eigen woorden.