Wi St A2 herh vorige les en 8.11 afronding boek

De les van vorige week ging over de voltooide tijd

Hoe maak je de voltooide tijd ook alweer?
Wie kan dat vertellen?

1 / 24
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 2

This lesson contains 24 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 180 min

Items in this lesson

De les van vorige week ging over de voltooide tijd

Hoe maak je de voltooide tijd ook alweer?
Wie kan dat vertellen?

Slide 1 - Slide

Hoe maak je het voltooid deelwoord?
  1. Kijk naar het hele werkwoord.                          werken       wonen  Haal -en weg. Maak de ik-vorm                        werk             woon
  2. Laatste letter s, f, t, k, ch of p?                           werk             woon  JA    -> het voltooid deelwoord krijgt een t                                        NEE -> het voltooid deelwoord krijgt een d
  3. Schrijf ge- voor de ik-vorm en                      gewerkt     gewoond  een t of een d aan het einde

Slide 2 - Slide

Is de laatste letter van de ik-vorm een t of een d? Dan krijgt het voltooid deelwoord geen extra of d.
Bijv.: wachten  ->  wacht  ->  gewacht

Je spreekt een d aan het eind uit als een t! Je kunt dus niet horen of je een voltooid deelwoord met een d of een t schrijft.

Het voltooid deelwoord van leven en reizen krijgt       een d:   geleefd en gereisd

Slide 3 - Slide

Je kunt de letters 
s, f, t, k, ch en p onthouden door het woord softketchup te leren!

Slide 4 - Slide

Maak de voltooide
tijd

Slide 5 - Slide

Veel werkwoorden in de voltooide tijd zijn onregelmatig.

Je moet het voltooid deelwoord van onregelmatige werkwoorden onthouden. Er is geen regel.

Slide 6 - Slide

Sommige onregelmatige werkwoorden krijgen altijd zijn. Bijvoorbeeld:

zijn                Ik ben naar Frankrijk geweest.
komen         Jij bent naar Nederland gekomen.
beginnen   De les is begonnen.
worden       Wij zijn ziek geworden.
gaan             Zijn jullie met het vliegtuig gegaan?
blijven         Zij zijn in Nederland gebleven.

Slide 7 - Slide

Gebruik de
voltooide
tijd

Slide 8 - Slide

Wat nog moest: 11.8 Afval
Opdr 96
  1.  Heb jij veel afval in een week? Wat doe je met het afval?
  2. Wat doen mensen in jouw land met afval?

Slide 9 - Slide

 glazen pot met 
  • deksel              
  • het deksel      
  • de deksels     

Slide 10 - Slide


  • de schaal      
  • de schalen   

Slide 11 - Slide

  • het blikje                              de blikken



Slide 12 - Slide

Je legt een krant op de bodem van de container, zodat het afval niet blijft plakken of in de winter niet vastvriest

Slide 13 - Slide

  •  de mode          
  • in de mode      
  • uit de mode    

Slide 14 - Slide

  • de verf                
  • de verfvlekken

Slide 15 - Slide


  • de handdoek      
  • de handdoeken

Slide 16 - Slide


  • het gordijn         
  • de gordijnen      

Slide 17 - Slide


  • de   matras           
  • de matrassen     

Slide 18 - Slide


  • de brievenbus          
  • de brievenbussen  

Slide 19 - Slide


  • het speelgoed

Slide 20 - Slide


  • de koffer              
  • de koffers            

Slide 21 - Slide

Zelf maken:
98 en 99
100 t/m 105

Slide 22 - Slide

106 spreekopdracht
Werk in tweetallen: 
Kijk naar het afvalrooster en maak 5 vragen die de andere cursisten moeten beantwoorden

Slide 23 - Slide

107 Spreekopdracht

Slide 24 - Slide