§6.1 Produceren maar (11/2)

Hoofdstuk 6: Productie en markt
§6.1 Produceren maar!
§6.2 Het gaat om de winst! 
§6.3 Op de markt
§6.4 Meer of minder productie?
3 MAVO
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2,3

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 6: Productie en markt
§6.1 Produceren maar!
§6.2 Het gaat om de winst! 
§6.3 Op de markt
§6.4 Meer of minder productie?
3 MAVO

Slide 1 - Slide

Vandaag
1. Terugblik §5.4 & opgaven
2. Terugblik weet je het nog
3. Bespreken §6.1 
4. Zelfstandig werken
5. Reflectie & huiswerk

Slide 2 - Slide

Vorige les
Officieel werkloos
Conjuncturele werkloosheid
Structuurwerkloosheid
Frictiewerkloosheid
UWV
Regionale werkloosheid
Seizoenswerkloosheid

Slide 3 - Slide

Opgave bespreken
antwoorden opgaven 5.4 en weet je het nog H6 staan in som

Slide 4 - Slide

Doelen vandaag
  • Je kunt de vier productiefactoren noemen en er voorbeelden bij geven
  • Je kunt uitleggen wat  het verband is tussen de toegevoegde waarde van de productie en de beloning van de productiefactoren
  • Je kunt uitleggen hoe elk bedrijf in de bedrijfskolom waarde toevoegt
  • Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen arbeidsintensief en kapitaalintensief produceren
  • Je kunt uitleggen wat afschrijving is en hoe je die berekent. 

Slide 5 - Slide

Bedrijfskolom: weg van een product van oerproducent tot aan consument. Een bedrijfskolom bestaat uit meerdere schakels/bedrijfstakken. 

Een bedrijfstak is een groep gelijksoortige bedrijven.

Toegevoegde waarde: een bedrijf gebruikt productiefactoren voor de bewerking van een product. Deze voegt hiermee waarde toe

Slide 6 - Slide

Productiefactoren

Slide 7 - Slide

Productiefactoren
totaal beloningen productiefactoren 
=
gelijk aan toegevoegde waarde
opg. 2/4/5/7

Slide 8 - Slide

Kapitaalintensief of arbeidsintensief 
opgave 8/9

Slide 9 - Slide

AFSCHRIJVING
= de jaarlijkse waardevermindering van kapitaalgoederen

Bereken je door: 
afschrijvingskosten = (aanschafprijs-restwaarde)/aantal gebruiksjaren

Aanschafprijs: wat kost het aanschaffen van het kapitaalgoed
Restwaarde: bedrag dat je bij inruil/verkoop nog krijgt voor het kapitaalgoed
Aantal gebruiksjaren: hoe lang ga je het kapitaalgoed gebruiken

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Zelfstandig werken
Doen: maken opgave 3, 6, 12, 13

Vragen? Zacht overleggen met buurman, vinger opsteken

Klaar? 

Slide 12 - Slide

Herhaling
Toegevoegde waarde
Arbeidsintensief
Kapitaalintensief
Bedrijfskolom
Afschrijving
Productiefactoren

Slide 13 - Slide

Huiswerk volgende les
Maken: opgave 4, 6, 12, 13
Lezen:
Leren:
Overige:

Slide 14 - Slide