Sommen over tijd: Rekenen met voorbeelden en opgaven
Sommen over tijd: Rekenen met voorbeelden en opgaven
1 / 13
next
Slide 1: Slide
This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Sommen over tijd: Rekenen met voorbeelden en opgaven
Slide 1 - Slide
This item has no instructions
Leerdoel
Aan het einde van de les kun je berekeningen maken met betrekking tot tijd aan de hand van voorbeelden en opgaven.
Slide 2 - Slide
Introduceer het leerdoel en bespreek wat de studenten aan het einde van de les zullen kunnen doen.
Wat weet je al over het maken van berekeningen met betrekking tot tijd?
Slide 3 - Mind map
This item has no instructions
Wat is tijd?
Tijd is een maat voor de duur van gebeurtenissen en veranderingen. Het wordt uitgedrukt in uren, minuten en seconden.
Slide 4 - Slide
Leg kort uit wat tijd is en hoe het wordt gemeten.
Basisbegrippen
Om sommen over tijd te kunnen maken, moeten we de basisbegrippen begrijpen: 1 uur = 60 minuten, 1 minuut = 60 seconden.
Slide 5 - Slide
Herhaal de basisbegrippen van tijd en geef voorbeelden van hoe ze worden gebruikt.
Voorbeeld 1
Stel dat je om 3:30 uur opstaat en 45 minuten nodig hebt om je klaar te maken. Hoe laat ben je dan klaar?
Slide 6 - Slide
Geef een voorbeeld van een tijdgerelateerde berekening en vraag de studenten om het antwoord te berekenen.
Voorbeeld 2
Je begint om 9:15 uur met een taak en het duurt 1 uur en 45 minuten om deze taak af te maken. Hoe laat ben je dan klaar?
Slide 7 - Slide
Geef nog een voorbeeld van een tijdgerelateerde berekening en vraag de studenten om het antwoord te berekenen.
Oefening 1
Bereken hoelang het duurt van 10:20 uur tot 13:45 uur.
Slide 8 - Slide
Laat de studenten deze oefening individueel maken en bespreek daarna het antwoord samen.
Oefening 2
Stel dat je om 18:30 uur naar een film gaat die 2 uur en 15 minuten duurt. Hoe laat ben je dan klaar met de film?
Slide 9 - Slide
Laat de studenten deze oefening individueel maken en bespreek daarna het antwoord samen.
Samenvatting
Tijd kan worden uitgedrukt in uren, minuten en seconden. Door te oefenen met voorbeelden en opgaven kun je leren hoe je berekeningen met betrekking tot tijd kunt maken.
Slide 10 - Slide
Vat de belangrijkste punten van de les samen en benadruk het belang van oefenen.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 11 - Open question
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 12 - Open question
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 13 - Open question
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.