Examentraining Tekstvragen en kijk- en luistervragen
Examentraining
Lesdoel:
--> Je oefent met bij de meest voorkomende vragen
--> Je ontdekt waarom je een vraag goed of fout beantwoordt
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4
This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Examentraining
Lesdoel:
--> Je oefent met bij de meest voorkomende vragen
--> Je ontdekt waarom je een vraag goed of fout beantwoordt
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Deze advertentie bestaat uit tekst en een foto van Marcio in een supermanpak. Op welke manier is de afbeelding gebruikt?
A
De afbeelding geeft een beeld van de werkzaamheden van het fonds verstandelijke gehandicapten.
B
De afbeelding haalt mensen over om geld te geven aanzet fonds verstandelijke gehandicapten.
C
De afbeelding laat de donateurs zien waarin onder andere hun geld wordt geïnvesteerd.
D
De afbeelding laat zien dat het belangrijk is om geld te investeren in het fonds verstandelijk gehandicapten.
Slide 3 - Quiz
Vul de volgende zin aan:
Overdag is Marcio een heel gewone jongen, maar 's avonds...
A
groeit zijn zelfvertrouwen en kruipt hij graag in de huid van Superman
B
speelt hij Superman om geld bij te verdienen.
C
trekt hij altijd een pak van Superman aan als hij naar de toneelvereniging gaat.
D
zoekt hij graag het gevaar op en doet hij alsof hij Superman is.
Slide 4 - Quiz
Wat is de belangrijkste reden waarom deze advertentie is gemaakt?
A
Om mensen over te halen om naar de voorstelling van Marcio te gaan.
B
Om mensen te informeren over het fonds verstandelijke gehandicapten.
C
Om mensen te overtuigen waarom ze geld moeten geven aan het fonds verstandelijke gehandicapten.
D
Om uit te leggen waarom het zo belangrijk is dat het fonds verstandelijke gehandicapten in stand blijft.
Slide 5 - Quiz
Kijken en luisteren
Je gaat luisteren naar een fragment uit het programma Oudtopia. In dit fragment zie je Tim en Nicolaas. Ze zijn van plan om een maand in een bejaardentehuis te gaan wonen.
Slide 6 - Slide
Op een gegeven moment wordt gezegd: 'De maand gaat nù in!' Welk beeld past vooral bij deze uitspraak?
A
Tim gaat door de hoofdingang van het tehuis naar binnen.
B
Tim inspecteert de aanleunwoning nauwkeurig.
C
Tim maakt een praatje met de medewerker van de receptie.
D
Tim staat op het balkon en geniet van het mooie uitzicht.
Slide 7 - Quiz
Tim meldt zich bij Sara, de mevrouw van de receptie.
Welke zin past het best bij de begroeting?
A
Sara weet al dat Tim komt
B
Sara en Tim hebben elkaar al eerder ontmoet
C
Sara en Tim kunnen meteen goed met elkaar opschieten
D
Sara vindt Tim een leuke man
Slide 8 - Quiz
Wat is de functie van de 1e alinea?
A
Alinea 1 beschrijft een pakkend verhaal.
B
Alinea 1 geeft een conclusie vooraf.
C
Alinea 1 geeft een korte samenvatting.
D
Alinea 1 noemt een opvallend verschijnsel.
Slide 9 - Quiz
Vragen bij teksten
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
De alinea's 4 en 5 horen bij elkaar. Welk kopje past het best boven alinea 4 en 5 samen?
A
Belonen
B
Hard werken
C
Heuvel op
D
Lancering
Slide 13 - Quiz
In alinea 5 staat: 'Zodra we een heuvel op moeten, krijg ook ik het voor de kiezen.' Door welke zin kun je 'krijg ook ik het voor de kiezen' vervangen?
A
Zodra we een heuvel op moeten, krijg ik een keuze.
B
Zodra we een heuvel op moeten, krijg ik het zwaar.
C
Zodra we een heuvel op moeten, krijg ik last van mijn gebit.
D
Zodra we een heuvel op moeten, krijg ik straf.
Slide 14 - Quiz
Slide 15 - Slide
Welke zin past het best bij de laatste alinea?
A
De lezer wordt aangezet tot nadenken.
B
Er wordt een conclusie getrokken.
C
Er wordt een samenvatting gegeven.
D
Er wordt een toekomstverwachting beschreven.
Slide 16 - Quiz
Kijken en luisteren
Je gaat kijken en luisteren naar een fragment uit het programma 'Altijd Wat' van de NCRV. Het programma gaat over de astronaut André Kuipers.
Hij is twee keer in de ruimte geweest. Dit programma is uitgezonden VOOR zijn tweede ruimtevlucht.
Slide 17 - Slide
De presentator, Frénk van der Linden, begint met het voorlezen van een stukje uit het stripalbum 'Kuifje'. Waarom doet Frénk van der Linden dat?
A
Om het interview met Andre Kuipers in te leiden.
B
Om te laten zien dat Andre Kuipers het boek heeft gebruikt om Russisch te leren.
C
Om te laten zien dat hij al sinds zijn puberteit boeken van Kuifje leest.
D
Omdat hij graag net zoals Kuifje wil zijn.
Slide 18 - Quiz
Vervolg filmpje
Slide 19 - Slide
Wat vindt Andre Kuipers het moeilijkste van het leven aan boord?
A
Hij kan niet douchen.
B
Hij mist vers voedsel.
C
Hij mist zijn vrouw en kinderen.
D
Hij moet elke dag .
Slide 20 - Quiz
Andre Kuipers laat het voedsel zien dat hij in de ruimte gaat eten. Welke uitspraak past het best bij de presentator?
A
De presentator vindt het apart dat er warm water bij het voedsel moet.
B
De presentator vindt het bijzonder dat er een keuken aan boord is.
C
De presentator vindt het eten er niet als eten voor mensen uitzien.
D
De presentator vindt het vreemd dat al het eten in zakjes zit.
Slide 21 - Quiz
Andre Kuipers vertelt iets over het eten in de ruimte. Welke uitspraak is NIET juist?
A
Aan al het eten moet je water toevoegen.
B
Al het eten zit in blikjes en plastic zakjes.
C
Het voedsel moet technisch een beetje aangepast zijn.
D
Soms eet een bemanningslid al het lekkere voedsel op.
Slide 22 - Quiz
Nog een paar tips:
Citeren
Lees goed of je een zin moet citeren of een woordgroep.
Bij een woordgroep, schrijf je het altijd helemaal over.
Bij een zin mag je die overschrijven of je schrijft de eerste en de laatste 2 woorden over.
Slide 23 - Slide
Tips
Als een vraag begint met: Wat was de aanleiding voor het schrijven van deze tekst?
Dan bedoelen ze eigenlijk: Wat is de reden dat deze tekst is geschreven.
vb. Er is iets uitgevonden, er is iets gebeurd, er is een onderzoek gedaan
Slide 24 - Slide
tips bij open vragen
Neem de tijd!
Lees de vragen goed door. Wat moet je precies opschrijven?
Zoek rustig naar het antwoord.
Kijk hoe je het op moet schrijven.
Schrijf dan jouw antwoord op.
Slide 25 - Slide
tips bij meerkeuzevragen
1. Lees de vraag goed door.
2. Kijk nog niet naar de antwoorden.
3. Zoek in de tekst naar het antwoord.
4. Welk antwoord lijkt het meest op het antwoord wat jij hebt gevonden?
Slide 26 - Slide
Tips
LEER DE OPBOUW VAN DE ZAKELIJKE BRIEF/EMAIL!!!
Slide 27 - Slide
Ik weet nu beter hoe ik mijn examen moet maken. Ik heb er vertrouwen in!