Niet verwarren met hydratatie/gehydrateerd (ion omringd door watermoleculen).
Slide 10 - Slide
Hydraat vormen
Bij de vorming van een hydraat neemt het zout water op in zijn kristalstructuur.
Pas wanneer er nog meer water wordt toegevoegd (overmaat) zal het kopersulfaat oplossen en splitsen in ionen.
4.3
Slide 11 - Slide
Wat krijg ik na de pijl wanner ik het zouthydraat uit de vorige vraag oplos?
A
koper(II)ionen, sulfaat-ionen, water
B
koper(II)ionen, sulfaat-ionen
C
Koper(II)Ionen, sulfiet-ionen
D
Koper(II), sulfiet-ionen, water.
Slide 12 - Quiz
Zouthydraten naamgeving
Een zouthydraat wordt weergegeven als zout en de hydraten erachter met een punt
CaSO4. 2H2O
calciumfosfaatdihydraat
Naam van het zout + hoeveel (grieks telwoord) hydraten
Slide 13 - Slide
Soda is een hydraat met de formule Na2CO3.10H2O Wat is de systematische naam van deze stof?
Slide 14 - Open question
Rekenen aan reacties
Slide 15 - Slide
Molariteit
(1)
Molariteit
Gegeven/ gevraagd
Mol Stof X
L
1
(1)
(2)
Molaire massa
Gegeven / gevraagd
Gram stof X
Mol
1
(2)
Slide 16 - Slide
Ik heb een oplossing van een kleurstof in water met een bepaalde molariteit.
Proef II: Ik schenk 50 mL van de oplossing weg. Wat gebeurt er met de molariteit?
A
De molariteit blijft gelijk
B
De molariteit wordt groter
C
De molariteit wordt kleiner
D
Dat kun je niet weten
Slide 17 - Quiz
Slide 18 - Slide
Opdracht: Je lost 0,34 mol CaCl2 op in water tot 2,0 L oplossing a. Geef de oplosvergelijking b. Wat is de molariteit van de oplossing? c. Wat is de molariteit van de Ca2+ -ionen in de oplossing? d. Wat is de molariteit van de Cl- - ionen in de oplossing?
Slide 19 - Open question
Piet lost 4,00 gram calciumnitraat op in 700 mL water. Wat is de molariteit van deze oplossing?
Slide 20 - Open question
Opdracht: Je lost 0,28 mol (NH4)2SO4 op in water tot 3,0 L oplossing a. Geef de oplosvergelijking b. Wat is de molariteit van de oplossing? c. Wat is de molariteit van de NH4+ ionen in de oplossing? d. Wat is de molariteit van de SO42- ionen in de oplossing?
Slide 21 - Open question
Wat is de molariteit van chloride-ionen in een wanner Henk 11,5 gram calciumchloride oplost in 500 mL water?