This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
4.1 Snelheid
Slide 1 - Slide
Snelheid
Heeft metafstand én tijdte maken. Bij sporten waar een bepaalde afstand moet worden afgelegd is degene die het eerst over de streep is het snelste, deze persoon heeft de grootste snelheid.
Slide 2 - Slide
Snelheid
Hoeveel afstand leg je in een bepaalde tijd?
Het tempo waarin je je verplaatst.
Slide 3 - Slide
Eenheden
Wat kan de eenheid van snelheid zijn?
Snelheid: Hoeveel afstand leg je in een bepaalde tijd?
Wat is de eenheid van afstand?
Wat is de eenheid van tijd?
Slide 4 - Slide
Welke eenheden horen bij tijd?
A
seconden en meter
B
kilometer en meter
C
uren en kilometer
D
seconden en uren
Slide 5 - Quiz
1 uur =
A
120 minuten
B
60 minuten
C
30 minuten
D
300 minuten
Slide 6 - Quiz
1 uur =
A
60 seconden
B
3600 seconden
C
180 seconden
D
1800 seconden
Slide 7 - Quiz
Welke eenheden horen bij afstand?
A
seconden en meter
B
kilometer en meter
C
uren en kilometer
D
seconden en uren
Slide 8 - Quiz
5 kilometer =
A
50 meter
B
5 meter
C
500 meter
D
5000 meter
Slide 9 - Quiz
Eenheden van snelheid
Snelheid is de afstand die in een bepaalde tijd wordt afgelegd
meter per seconde (m/s)
kilometer per uur (km/h)
Gooi de eenheden nooit door elkaar!
Snelheid vliegtuig kan tot wel 1000 km/u
Slide 10 - Slide
Snelheid meten
Hoe meet je de snelheid van een auto?
Rijdt deze auto 84 km in een uur of in een minuut of?
Slide 11 - Slide
Wat is een eenheid van de snelheid van de auto?
A
uur per kilometer of seconde per uur
B
kilometer per uur
C
meter of kilometer
D
meter per seconde
Slide 12 - Quiz
Welke afstand legt een auto af op de snelweg in 1 uur?
A
10 km
B
50 km
C
100 km
D
250 km
Slide 13 - Quiz
Welke afstand leg je ongeveer af in 1 seconden wandelen?
A
0,1 meter
B
1 meter
C
10 meter
D
100 meter
Slide 14 - Quiz
Wie is er sneller?
Janna of Eva?
Janna gaat 14 km/u en Eva 16 km/u
Janna gaat 10 km/u en Eva 10 m/s
Janna gaat 5 km/u en Eva 20 m/s
Slide 15 - Slide
De snelheid in meter per seconde is altijd groter dan de snelheid in kilometer per uur
A
Waar
B
Niet waar
Slide 16 - Quiz
Wat moet je weten?
Ik weet
wat snelheid precies betekent
welke grootheden een eenheden je hierbij gebruikt
Slide 17 - Slide
Eenheden van snelheid
x 3,6
m/s km/u
: 3.6
Slide 18 - Slide
Van snelheid in m/s naar snelheid km/h doe je door:
A
Snelheid in m/s keer 3,6
B
Snelheid in m/s gedeeld door 3,6
C
Snelheid in m/s keer 36
D
Snelheid in m/s gedeeld door 36
Slide 19 - Quiz
De snelheid in meter per seconde is altijd groter dan de snelheid in kilometer per uur
A
Waar
B
Niet waar
Slide 20 - Quiz
Reken om!
180 km/h = .. m/s
A
648 km/h
B
648 m/s
C
50 m/s
D
50 km/h
Slide 21 - Quiz
Reken om!
0,25 m/s = ... km/h
A
0,9 km/h
B
0,9 m/s
C
0,069 km/h
D
0,069 m/s
Slide 22 - Quiz
Ik rijd niet overal met dezelfde snelheid
ik sta stil als mijn rit begint en moet eerst optrekken.
onderweg moet ik ook meerdere keren stoppen en weer optrekken.
in de wijk mag ik maar 50 km/h, lukt niet altijd
op de snelweg mag ik 100 km/h, lukt ook niet altijd
hoe kunnen we toch een beeld krijgen over onze snelheid/ het tempo van onze beweging?
Slide 23 - Slide
Gemiddelde snelheid
als we praten over een gemiddelde snelheid in kilometer per uur hebben we het over detotale afstand die in een uur wordt afgelegd.
De gemiddelde snelheid kun je ook in meter per seconde berekenen.
Slide 24 - Slide
Voorbeeld
als Sjakie van Kampen naar Zwolle rijdt en weer terug,
doet hij daar gemiddeld een half uur over.
De afstand die hij aflegt is 25 kilometer.
de gemiddelde snelheid is ... km/h
Slide 25 - Slide
Levi legt 25 km af in een half uur. Wat is de gemiddelde snelheid in km/h?
Slide 26 - Open question
25 km in een half uur. Wat is de snelheid in km/h?
Omrekenen kun je doen met een verhoudingstabel:
Slide 27 - Slide
Nog een
voorbeeld
Slide 28 - Slide
Wat betekent gemiddelde snelheid?
A
Dat het de werkelijke snelheid is op het moment zelf.
B
Dat het een snelheid is die gerekend is over een bepaalde afstand en tijd.