This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Leesvaardigheid
Complexe teksten
Opdracht 2
Slide 1 - Slide
Wat is het onderwerp van de tekst?
Slide 2 - Mind map
Waar letten we op bij het bepalen van de inleiding?
Slide 3 - Open question
Uit welke alinea('s) bestaat dus de inleiding?
Slide 4 - Open question
Waar letten we op bij het bepalen van het slot?
Slide 5 - Open question
Het slot bestaat dus uit alinea('s).....
Slide 6 - Open question
We hebben inleiding en slot bepaald. De schrijver wil ons
A
informeren
B
een mening laten vormen
C
overhalen
D
activeren
Slide 7 - Quiz
Hoezo, informeren?
Slide 8 - Mind map
Hoezo, overhalen?
Slide 9 - Mind map
Welke structuur heeft de tekst als het om een betoog gaat?
A
argumentenstructuur
B
aspectenstructuur
C
verklaringsstructuur
D
verleden/heden/toekomststructuur
Slide 10 - Quiz
Het middenstuk wordt door de methode in zes stukken verdeeld. Kijk even in je boek. Waar begint deel 2?
Slide 11 - Open question
Deel 3 'Dichterbij beter' begint bij alinea 7. Waar zie je dat aan?
Slide 12 - Open question
Deel 3 is een betoog op zichzelf, zo lijkt het. In welke alinea staat de conclusie hiervan?
Slide 13 - Open question
Waar kunnen we het kopje 'Invloed op het klimaat' neerzetten? Boven alinea....
Slide 14 - Open question
Is biologisch voedsel gezonder?
Slide 15 - Mind map
Opdracht 14 en 15
Bespreken we eventjes...
Slide 16 - Slide
"Dichtbij is dus niet altijd beter (alinea 11) Het tweede argument is dat grote boerenbedrijven efficiënter met mest en zo omgaan. Geef in eigen woorden het EERSTE argument, zo beknopt mogelijk!
Slide 17 - Open question
Opdracht 17 doen we in stapjes. Zie alinea 12: Welk zinsgedeelte is de stelling? (geen leestekens of hoofdletters)
Slide 18 - Open question
We hebben de stelling. Maar... typ hier dan eens het argument dat daar precies op aansluit! (geen leestekens of hoofdletters)
Slide 19 - Open question
De ondersteuning van het eerste argument is: Biologisch voedsel is drie keer duurder dan gewoon voedsel en Ruim een miljard mensen besteden meestal de helt tot twee derde van hun inkomen aan voedsel. Dat is een