H A 3 persoonlijk vnw 1e en 4e naamval

Persoonlijk voornaamwoord
1e en 4e naamval
1 / 19
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Persoonlijk voornaamwoord
1e en 4e naamval

Slide 1 - Slide

Doel:


Ik ken de persoonlijke voornaamwoorden met de 1e en 4e naamval

Ik weet wanneer ik een persoonlijk voornaamwoord met de 1e naamval moet gebruiken en wanneer een met de 4e naamval

Slide 2 - Slide

Wiederholung

Slide 3 - Slide

jullie
A
er
B
es
C
ihr
D
wir

Slide 4 - Quiz

jij
A
ich
B
du
C
er
D
sie

Slide 5 - Quiz

u
A
er
B
sie
C
es
D
Sie

Slide 6 - Quiz

het
A
er
B
sie
C
es
D
Sie

Slide 7 - Quiz

zij
A
wir
B
Sie
C
sie
D
du

Slide 8 - Quiz

Theorie

Slide 9 - Slide

persoonlijke voornaamwoorden

Met de 1e naamval


De voorgaande persoonlijke voornaamwoorden ken je van het vervoegen van werkwoorden. Dit zijn de persoonlijke voornaamwoorden met de 1e naamval.

We kennen ze ook met de 4e naamval.

Slide 10 - Slide

Persoonlijke voornaamwoorden

1. Fall                               4. Fall



ich                                       mich

du                                        dich

er                                          ihn

sie                                        sie

es                                          es

wir                                        uns

ihr                                        euch

sie                                        sie

Sie                                        Sie

Slide 11 - Slide

Quiz
Hoe werkt dat nou?

Slide 12 - Slide

Kennst (jij) ________ Claudia?

Slide 13 - Open question

Ja, ich kenne (haar) _____ sehr gut

Slide 14 - Open question

Ich rufe (jou) _______ morgen an.

Slide 15 - Open question

Mädchen, wo bleibt (jullie) ________?

Slide 16 - Open question

Link naar opdracht
Hoeveel procent scoor jij bij de volgende oefening?

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Link

Wat vind je nog lastig aan de persoonlijke voornaamwoorden?

Slide 19 - Open question