Toets je zelf 3.1 en 3.2 en 3.3 2KM Licht

Test jezelf
Maak deze test zonder boek om erachter te komen wat je  allemaal al weet.


1 / 22
next
Slide 1: Slide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Test jezelf
Maak deze test zonder boek om erachter te komen wat je  allemaal al weet.


Slide 1 - Slide

Lees de volgende twee uitspraken.
Uitspraak 1: ‘Een rood voorwerp kaatst vooral rood licht terug.’
Uitspraak 2: ‘Een wit voorwerp absorbeert geel licht.’
Welke uitspraak is juist?

A
Alleen uitspraak 1 is juist.
B
Alleen uitspraak 2 is juist.
C
Uitspraak 1 en 2 zijn allebei juist.
D
Geen van beide uitspraken is juist.

Slide 2 - Quiz

Een zwart voorwerp kaatst elke kleur licht terug
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quiz

Een wit voorwerp absorbeert blauw licht.



A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

De kleuren op een tv-scherm zijn opgebouwd uit kleine puntjes rood, blauw en groen.
Op een plek waar het beeld wit is, zijn al deze puntjes ...
A
aan
B
uit

Slide 5 - Quiz

Het beeld van een bolle lens staat altijd rechtop.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

De regenboog heeft de kleuren in een vaste volgorde. Sleep de kleuren naar de juiste plek.
rood
oranje
geel
groen
blauw
indigo
violet

Slide 7 - Drag question

Welk voorwerp is geen directe lichtbron?
A
vuur
B
maan
C
zon
D
lamp

Slide 8 - Quiz

Noem 3 eigenschappen van lichtstralen.

Slide 9 - Open question

 Sleep de woorden naar de goede plek in de tekening.
indirecte lichtbron
directe lictbron
weerkaatste lichtstralen
lichtstralen

Slide 10 - Drag question

 Sleep het goed woord naar de plaatjes.
verwarde weerkaatsing
indirecte lichtbron
spiegelende weerkaatsing
diffuse weerkaatsing

Slide 11 - Drag question

Hoe ontstaat schaduw?

Slide 12 - Open question

Je ziet een man in een soort waterbak. Alleen zit zijn hoofd niet boven zijn lichaam. Hoe heet dit verschijnsel?

Slide 13 - Open question

In brillen, contactlenzen, microscopen zitten stukjes glas of kunststof. Die worden gebruikt om het licht precies op het goede plekje valt. Hoe noemen we deze stukjes glas of kunststof?
A
glazen
B
verrekijker
C
lenzen
D
schijfje

Slide 14 - Quiz

L' met 2 lichtstralen geconstrueerd. Wel een liniaal gebruiken!!

Slide 15 - Slide

Hoe heet het punt waar lichtstralen bij elkaar komen als ze door een vergrootglas bewegen?
A
focus
B
brandpunt
C
brandpuntafstand
D
firepoint

Slide 16 - Quiz

Marjo maakt een scherpe foto van haar vriend. Het licht valt door de lens van de camera op een beeldsensor. Welke eigenschap heeft het beeld op de beeldsensor?
A
Het is groter dan het voorwerp en staat rechtop
B
Het is groter dan het voorwerp en staat op de kop
C
Het is kleiner dan het voorwerp en staat rechtop
D
Het is kleiner dan het voorwerp en staat op de kop.

Slide 17 - Quiz

Sleep het goede tekst blokje naar de afbeeldingen.
Dit levert een scherp beeld op want het brandpunt valt op de sensor.
Dit levert een onscherp beeld want het beeldpunt valt niet op de sensor.
Dit levert een scherp beeld want het beeldpunt valt niet op de sensor.
Dit levert een onscherp beeld op want het beeldpunt valt op de sensor.

Slide 18 - Drag question

Op een scherm wordt van een voorwerp een beeld geprojecteerd. Het voorwerp is 125 centimeter groot. Het beeld wordt 25 cm. Bereken de vergrotingsfactor.

Slide 19 - Open question

Je kijkt door een rood filter naar iemand met een wit T-shirt aan.
In welke kleur zie je het T-shirt?
A
blauw
B
groen
C
rood
D
zwart

Slide 20 - Quiz

Lees de volgende twee uitspraken.
Uitspraak 1: ‘Een voorwerp dat licht geeft is een lichtbron.’
Uitspraak 2: ‘De maan is een lichtbron.’
Welke uitspraak is juist?
A
Alleen uitspraak 1 is juist.
B
Alleen uitspraak 2 is juist.
C
Uitspraak 1 en 2 zijn allebei juist.
D
Geen van beide uitspraken is juist.

Slide 21 - Quiz

Einde

Slide 22 - Slide