This lesson contains 12 slides, with interactive quiz and text slides.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
2E
Slide 1 - Slide
Aan het eind van de les:
Weten we wanneer we de Past Simple en wanneer we de Past Continuous moeten gebruiken.
Slide 2 - Slide
Past Simple
De Past Simple is de Engelse term voor de verleden tijd.
Je gebruikt deze vorm als je het hebt over
feiten, gewoonten of dingen die je doet met regelmaat
die in het verleden gebeurd zijn en nu helemaal klaar zijn.
stam +ed / onregelmatig werkwoord
Slide 3 - Slide
Past Continuous
De Past Continuous is de duurvorm in de verleden tijd. Je gebruikt deze vorm als je wil zeggen dat
iets op een bepaald moment in het verleden een tijd(je) aan de gang was
was/were & werkwoord +ing
Slide 4 - Slide
Signaalwoorden
Voor de past continuous:
when, while
Voor de past simple zijn het vaak tijdsbepalingen uit het verleden: yesterday, last week, last yearn 1997, 2 days ago etc.
Slide 5 - Slide
Past continuous vs. past simple
Je gebruikt de past continuous i.c.m. de past simpleom aan te geven dat er iets gebeurde (korte actie = past simple) terwijl er al iets aan de gang was (lange actie = past continuous).
I was reading a book when the phone rang.
I was washing my car when the accident happened.
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Past Simple & Past Continuous
I _______________ (wait) for the bus when it _______________ (start) to rain.
Slide 8 - Slide
Past Simple & Past Continuous
I WAS WAITING (wait) for the bus when it STARTED (start) to rain.
Slide 9 - Slide
Past Simple & Past Continuous
I _________________________ (read) the newspaper, when all of a sudden my cat ___________________ (jump) onto my lap.
Slide 10 - Slide
Past Simple & Past Continuous
I WAS READING (read) the newspaper, when all of a sudden my cat JUMPED (jump) onto my lap.