This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Welkom
Economen!
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen vandaag?
Uitleg over paragraaf 4.1
Samen maken opdrachten
Zelfstandig aan het werk
Slide 2 - Slide
Hoofdstuk 4
Paragraaf 1 - Waarom verzeker je dat?
Slide 3 - Slide
Wat moet je kennen/ kunnen?
Je kunt uitleggen of het zinvol is om iets te verzekeren.
Je weet wat een premie is.
Je weet wanneer een premie hoger of lager wordt.
Je kan de kosten van een verzekering berekenen.
Slide 4 - Slide
timer
1:00
Verzekeren?
Slide 5 - Mind map
Slide 6 - Video
Samenvatting verzekeren
Verzekeren doe je voor een onzeker voorval (=je weet niet zeker of het gebeurt) in de toekomst.
Hoe hoger het risico dat het onzekere voorval gebeurt, hoe hoger de premie (=bedrag per maand om verzekerd te zijn) die je betaalt
Als je een eigen risico (=je betaalt een deel van de schade zelf) neemt betaal je minder premie.
Slide 7 - Slide
Waarom betaal je minder premie bij een hoger eigen risico?
Slide 8 - Open question
Onzeker voorval
De verzekeraar vergoedt schade alleen als die het gevolg is van een onzeker voorval.
Dat is een gebeurtenis waarvan je niet weet wanneer en of die ooit zal plaatsvinden.
Slide 9 - Slide
Polis
Een bewijs van verzekering.
Slide 10 - Slide
Verzekerings-voorwaarden
Hierin staan de rechten en de plichten van de verzekerde en de verzekeraar.
Slide 11 - Slide
Premie
De prijs van de verzekering.
De premie is voor iedereen anders.
De premie is ook voor iedere verzekering anders.
Slide 12 - Slide
Verzekeringkosten
Je moet premie betalen. Daarnaast betaal je eenmalig poliskosten (voor het opmaken van de polis). Over de premie en de poliskosten moet je assurantiebelasting betalen.
Slide 13 - Slide
Berekening verzekeringskosten
Premie €
Poliskosten € +
Totaal €
Assurantiekosten € + (deze neem je van totaal)
Verzekeringskosten €
Slide 14 - Slide
voorbeeldsom
berekening totale verzekeringskosten
Jaap heeft een AVP verzekering. De premie bedraagt € 40,00 per maand.
De poliskosten zijn € 5,00. De assurantiebelasting is 21%.
Bereken de totale verzekeringskosten.
Premie € 40
Poliskosten € 5 +
Totaal € 45
Ass. bel € 9,45 + ( €45 : 100 x 21%)
verz. kosten € 54,45
Slide 15 - Slide
Thea sluit een doorlopende reisverzekering af. De jaarpremie is € 37, de poliskosten zijn € 5,25. De assurantiebelasting is 21%. Bereken de verzekeringskosten.
timer
2:00
Slide 16 - Open question
verzekerde waarde
De premiekosten zijn afhankelijk van het bedrag wat je verzekert. Hiernaast zie je een voorbeeld van een fietsverzekering. In de eerste kolom vind je de verzekerde waarde. Hoe hoger deze wordt, hoe hoger de premie.
bron: www.allianz-assistance.nl
Slide 17 - Slide
regio
Bij een fietsverzekering is de regio waar je woont ook van invloed. In de randstad is het risico van diefstal groter dan in het noorden van het land.
bron: www.allianz-assistance.nl
Slide 18 - Slide
Verschillende verzekeringen
Soorten verzekeringen:
AVP (Par.4.2)
Inboedelverzekering (Par.4.2)
Opstalverzekering (Par.4.2)
WA-verzekering (Par.4.3)
Cascoverzekering (Par.4.3)
Zorgverzekering (Par.4.4)
Slide 19 - Slide
Wat moet je kennen/ kunnen?
Je kunt uitleggen of het zinvol is om iets te verzekeren.
Je weet wat een premie is.
Je weet wanneer een premie hoger of lager wordt.
Je kan de kosten van een verzekering berekenen.
Slide 20 - Slide
Aan de slag/ huiswerk
Samen maken: opgaven 5 en 9
Zelf: overige opgaven van deze paragraaf
Slide 21 - Slide
Juist of onjuist? Hoe hoger het risico, hoe hoger de premie.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 22 - Quiz
Een ... verzekering dekt de schade die je door brand, inbraak of waterlekkage hebt aan de spullen in je huis.
A
opstal
B
inboedel
Slide 23 - Quiz
AVP staat voor Aansprakelijkheids Verzekering voor Personen
A
waar
B
niet waar
Slide 24 - Quiz
Welke van de volgende autoverzekeringen is verplicht?