This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Belangrijke opdrachten om te oefenen!
Groene blz.:
- opdracht 2
- opdracht 5
- opdracht 10
opdracht 44 op blz. 56
Slide 1 - Slide
Wat is een huurtoeslag ?
A
Is een financiële bijdrage van de overheid waarmee je een deel van de huur kunt betalen
B
Een financiële bijdrage van de bank
C
Is een financiële bijdrage van de bank waarmee je een deel van de huur kunt betalen
D
Is een financiële ondersteuning van de overheid
Slide 2 - Quiz
Hoeveel is de kosten koper (k.k.)?
A
Ongeveer 1% van de vraagprijs
B
Ongeveer 5% van de vraagprijs
C
Ongeveer 1% van de koopprijs
D
Ongeveer 5% van de koopprijs
Slide 3 - Quiz
De woningmarkt bestaat ALLEEN uit alle woningen die te koop staan.
A
Niet Waar
B
Waar
Slide 4 - Quiz
Wat is een voorbeeld van gevolgschade op grond van de Wet productaansprakelijkheid?
A
Het product werkt niet en je wilt je geld terug.
B
Het product bevat teveel pesticiden en wordt daarom teruggeroepen.
C
Na het wassen met dit wasmiddel zijn je kleren verkleurd. Je wilt de schade verhalen op de producent.
D
Het fruit is over datum. Je gaat terug naar de groenteboer en eist je geld terug.
Slide 5 - Quiz
Wie controleert er of bedrijven zich wel houden aan de Warenwet?
A
De producenten
B
Het ministerie van volksgezondheid
C
Het voedingscentrum
D
De NVWA
Slide 6 - Quiz
Wat is Consumer power?
A
producenten die samen opkomen voor de eigen belangen
B
iemand die samen met anderen het zelfde product koopt
C
door gezamenlijk op te treden heb je meer invloed op producten
D
consumenten die samen een product kopen
Slide 7 - Quiz
Wat is een voorbeeld van Consumer Power?
A
Judith besluit om in haar eentje geen ongezond eten te halen.
B
Een groep consumenten koopt geen plofkip meer.
C
Het vergelijken van producten van verschillende merken.
Slide 8 - Quiz
Waarom krijg je meestal geen huurtoeslag als je huurt in de vrije sector?
A
Omdat je huur en/of inkomen boven de grenzen uitkomen
B
Omdat de vrije sector niet gebonden is aan wettelijke voorschriften
C
Omdat huurtoeslag alleen geldt voor sociale huurwoningen.
D
Omdat woningcorporaties dit zo geregeld hebben.
Slide 9 - Quiz
Wat doet een makelaar?
A
Deze helpt met verhuizen
B
Deze helpt met schilderen van een nieuw huis
C
Helpt met het zoeken en kopen van een huis
Slide 10 - Quiz
Als consument heb je geen recht op een deugdelijk product.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quiz
Je hebt recht op een deugdelijk product. Wat is een deugdelijk product?
A
Het product moet bij normaal gebruik voldoen aan de verwachtingen die ervan mag hebben
B
Het product moet altijd van de beste kwaliteit zijn
C
Bij verkeerd gebruik moet product blijven functioneren
Slide 12 - Quiz
Wat is een verzameling van wetten en regels die de consument beschermt bij de aankoop van producten ?
A
consumentenwetten
B
consumentenregels
C
consumentenrecht
D
productregels
Slide 13 - Quiz
De Colportagewet geldt bij producten met een minimale waarde van € .......
A
€ 5
B
€ 25
C
€ 50
D
€ 75
Slide 14 - Quiz
Je kunt niet zomaar een klacht indienen bij De Geschillencommissie. Wat moet je als consument eerst doen?
A
Eerst een uitgebreide brief schrijven waarin je de situatie beschrijft
B
Je moet eerst proberen samen met de verkoper tot een oplossing komen
C
Je moet het product (aankoop boven €50,-) binnen 14 dagen terugsturen
D
Je moet eerst bij de rechter zijn geweest
Slide 15 - Quiz
Wanneer ben je beschermd door het consumentenrecht?
A
Op een rommelmarkt
B
In een winkel
C
Via marktplaats
D
Kopen van een vriend
Slide 16 - Quiz
Wat is OZB?
A
Onroerende Zaak Belasting
B
Huurtoeslag
C
Gemeentebelasting
D
Huurverhoging
Slide 17 - Quiz
Kan je "de woningmarkt" echt bezoeken?
A
Ja, dat kan elke zaterdag
B
Nee, dit is een begrip;Het totaal van alle woningen die te koop staan en de mensen die ze willen kopen
C
Alleen op afspraak
Slide 18 - Quiz
Wat is geen voorbeeld van milieuschade?
A
Afval
B
Recycling
C
Vervuiling van lucht, water en bodem
D
Verbruik van grondstoffen
Slide 19 - Quiz
De transportakte is de
A
definitieve koopovereenkomst
B
de voorlopige koopovereenkomst
C
een ontbindende voorwaarde
D
een bewijs voor de hypoheeklening
Slide 20 - Quiz
het broeikaseffect wordt veroorzaakt door
A
koolstofdioxide
B
zwaveldioxide
C
stikstofoxiden
D
ozon
Slide 21 - Quiz
Wat valt niet onder de Colportagewet?
A
avondje bij de buren waarop een vertegenwoordigster cosmetica verkoopt
B
verkopen tijdens een georganiseerde boottocht
C
huis aan huis verkopen
D
verkopen tijdens een goede doelendag op school
Slide 22 - Quiz
Dit energielabel is milieuvriendelijk.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 23 - Quiz
Als een product voor schade zorgt, moet de fabrikant dit vergoeden. Dit staat in de:
A
Warenwet
B
Wet productaansprakelijkheid
Slide 24 - Quiz
Jou via het internet gekochte sneakers passen niet. Van welke wet kun je gebruik maken?
A
De warenwet
B
Wet koop op afstand
C
Colportagewet
D
Wet productaansprakelijkheid
Slide 25 - Quiz
Wat zijn geen maatschappelijke kosten?
A
Geluidscherm langs de snelweg
B
Het water uit de riolering schoonmaken
C
Afval sorteren
D
Longziektes die ontstaan door de vuile lucht
Slide 26 - Quiz
Wat is de ACM?
A
consumentenorganisatie van de overheid.
B
ACM helpt je met zoeken naar werk.
C
Automatische consument en markt.
Slide 27 - Quiz
Wat is een energielabel?
A
Hierop kan je zien hoe zuinig een apparaat is.
B
Hierop zie je wat je met het apparaat kan doen.
C
Dan weet je in welk stopcontact het moet.
D
Hierop kan je zien of het veilig is.
Slide 28 - Quiz
Wat betekent de afkorting ACM?
A
Autoriteit Consument & Markt
B
Autoriteit Consument & Media
C
Autoriteit Commercie & Markt
D
Algemene Consument & Markt
Slide 29 - Quiz
Bij een vergelijkend warenonderzoek vergelijk je:
A
gelijksoortige producten en verschillende merken
B
gelijksoortige merken en verschillende producten
C
gelijksoortige producten en merken
D
verschillende producten en merken
Slide 30 - Quiz
Welke huurwoningen zijn in het bezit van de woningcorporatie?
A
Sociale huurwoningen
B
Huurwoningen in de vrije sector
Slide 31 - Quiz
Productie levert milieuschade op. Wat is juist over milieuschade?
A
Milieuschade is altijd direct merkbaar
B
Herstellen is onmogelijk
C
Milieuschade is niet altijd direct merkbaar
D
Consumptie levert geen milieuschade op
Slide 32 - Quiz
Wat zijn maatschappelijke kosten?
A
Kosten die een maatschap maakt.
B
Kosten die gemaakt worden ministers te betalen
C
Kosten voor onderhoud van wegen e.d.
D
Nadelen van de productie + consumptie voor de samenleving.
Slide 33 - Quiz
Wie betaalt de onroerendezaakbelasting (OZB)?
A
de eigenaar van een huis
B
de huurder van een huis
C
de overheid
D
de makelaar
Slide 34 - Quiz
Welke huurwoningen zijn duurder dan €740?
A
Sociale huurwoningen
B
Huurwoningen in de vrije sector
Slide 35 - Quiz
Wie stelt een transportakte (leveringsakte) op?
A
Het Kadaster
B
Burgemeester
C
Notaris
D
De koper en verkoper
Slide 36 - Quiz
De huur van je huis is hoog en je verdient niet zo veel. Je kunt huurtoeslag krijgen. Van wie krijg je huurtoeslag?
A
Van de belastingdienst.
B
Van de gemeente.
C
Van de woningbouwvereniging.
D
Van de makelaar.
Slide 37 - Quiz
Wat doen consumentenorganisaties NIET?
A
Onpartijdige informatie geven
B
Informatie geven over de rechten en plichten van de consument
C
Opkomen voor detaillisten
D
Acties voeren om de belangen van consumenten te beschermen bij overheid en bedrijven
Slide 38 - Quiz
Wat is GEEN keurmerk?
A
B
C
D
Slide 39 - Quiz
Wat is de woningmarkt ?
A
De vraag naar woningen
B
De totale vraag naar woningen en het totale aanbod van woningen
C
Het totale aanbod van woningen
D
De vraag naar koopwoningen en het aanbod van huurwoningen
Slide 40 - Quiz
Een keurmerk ...
A
geeft aan wat er in het product zit.
B
geeft aan waar het product vandaan komt.
C
is een logo dat aangeeft dat een product aan bepaalde eisen voldoet.
D
is een beoordeling van uit een test.
Slide 41 - Quiz
Wat is een sociale huurwoning?
A
een woning betaald met een lening van de bank
B
een woning met een huur boven de huurgrens
C
een woning voor mensen met een laag inkomen
D
een woning waar je eigenaar van wordt
Slide 42 - Quiz
Na het tekenen van het voorlopig koopcontract hebben de kopers nog ... dagen bedenktijd
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 43 - Quiz
Het is handig om voor de verkoop en de koop van een huis dezelfde makelaar te hebben.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 44 - Quiz
Welke wet verbiedt de verkoop van onveilige producten?
A
Warenwet
B
Wet productaansprakelijkheid
Slide 45 - Quiz
Janneke heeft via marktplaats 2e hands schoenen gekocht. Bij ontvangst blijken ze te klein. Janneke wil de schoenen terugsturen. Volgens welke wet mag zij dit doen?
A
Wet koop op afstand
B
Colportagewet
C
Warenwet
D
Geen van deze
Slide 46 - Quiz
Juist of onjuist? De uitspraak van de Stichting Geschillencommissie Consumentenzaken (SGC) is BINDEND.
A
Juist
B
Onjuist
C
dat ligt eraan of je het er mee eens bent of niet
D
dat is afhankelijk van de tijd van het jaar
Slide 47 - Quiz
De warenwet is
A
De mensen die voedsel controleren
B
De mensen die de waarde controleren van een product
C
De wet waarin staat dat een product niet schadelijk mag zijn voor je gezondheid
D
De wet waarin staat dat een product voor eerlijke waarde verkocht moet worden