coniunctivus BZ-oefenen

• Latijn
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

Welke Bijzin?

Geef aan wat voor soort bijzin je bij de volgende zinnen herkent.

Je kunt kiezen uit:

A. voegwoord-bijzin

B. Betrekkelijke bijzin

C. afhankelijk vraagzin.

Felix est, cum dives sit.

1. voegwoord
2. betr.vnw.
3. afh. vraag

Non intellego, cur oppida deleant

1. voegwoord
2. betr.vnw.
3. afh. vraag

non sum is, qui id tolerem

1. voegwoord
2. betr.vnw.
3. afh. vraag

Me interrogat utrum illa sapiens sit, an anxia

1. voegwoord
2. betr.vnw.
3. afh. vraag

Cum aeger sit, non venire possit.

1. voegwoord
2. betr.vnw.
3. afh. vraag

Contendo, ut ludos aspiciam

1. voegwoord
2. betr.vnw.
3. afh. vraag

Tarquinius, qui Lucretiam offendisset, causa perniciei factus est.

1. voegwoord
2. betr.vnw.
3. afh. vraag

Welke gebruik van de coniunctivus vind je in welke bijzin?

A. voegwoord-bijzin

B. Betrekkelijke bijzin

C. afhankelijk vraagzin.

Welke coniunctivus kun je verwachten in een bijzin die begint met een voegwoord?

1. concessivus, finalis, consecutivus, causalis
2. concessivus, finalis, consecutivus, definiërend
3. concessivus, finalis, consecutivus, causalis, temporalis
4. concessivus, finalis, consecutivus, causalis, definiërend

Welke coniunctivus kun je verwachten in een bijzin die begint met een betr.vnw.?

1. concessivus, finalis, consecutivus, obliquus (=indirecte rede)
2. concessivus, finalis, consecutivus, definiërend
3. concessivus, finalis, consecutivus, causalis, obliquus (=indirecte rede)
4. concessivus, finalis, consecutivus, causalis, definiërend

Welke coniunctivus kun je verwachten in een bijzin die begint met een vraagwoord?

1. obliquus (=indirecte rede)
2. finalis
3. causalis, obliquus (=indirecte rede)
4. finalis, obliquus (=indirecte rede)

Welk cijfer geef je jezelf voor de coniunctivus in de bijzin?

1-4

5-6

7-8

9-10