HV2 Kap4 prima opfrisles gramm klas 1 zw ww en bezitt vnw

GRAMMATICA
Om een taal te leren zou je alle goede zinnen die je ooit gehoord of gelezen hebt moeten onthouden

De kortere route is: leer de regels van de grammatica.
1 / 15
next
Slide 1: Slide
DuitsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 15 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

GRAMMATICA
Om een taal te leren zou je alle goede zinnen die je ooit gehoord of gelezen hebt moeten onthouden

De kortere route is: leer de regels van de grammatica.

Slide 1 - Slide

persoonlijke voornaamwoorden
Welke taal je ook leert: 
persoonlijke voornaamwoorden zijn belangrijk. 
ik, jij, hij, zij, het, (enkelvoud)
wij, jullie, zij (meervoud)

Deze woorden zijn belangrijk om te weten  wie   iets doet. 
Doe  ik   het? Doet  hij   het? Doen  wij   het?

Slide 2 - Slide

het werkwoord verandert mee
ik ben - ich bin
jij bent - du bist 
hij/zij/het is - er/sie/es ist

wij zijn - wir sind
jullie zijn - ihr seid 
zij zijn - sie sind

Slide 3 - Slide

(on)regelmatige werkwoorden
In elke taal zijn er  regelmatige  werkwoorden. 
In de grammatica betekent  regelmatig 
dat je iets altijd op dezelfde manier doet.

Daarover gaat de volgende video. 
VRAAG: Wat heeft het woord  feesttenten  met Duitse grammatica te maken?

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

DUS: 
ich studier
du studier
er/sie/es studier
wir studier
ihr studier
sie/Sie studier
fe
e
st
t
en
t
en

Slide 6 - Slide

Snap je dit nu?
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
fe
e
st
t
en
t
en

Slide 7 - Slide

MAAR:
ich arbeit
du arbeit
er/sie/es arbeit
wir arbeit
ihr arbeit
sie/Sie arbeit
fe
e
est
et
en
et
en

Slide 8 - Slide

oefenen op Wikiwijs
Op de volgende dia vind je een link naar 
online oefeningen op Wikiwijs. 

Herhaal de oefeningen regelmatig. 
Het kost niet veel tijd. 
Hoe vaker je herhaalt, hoe korter het duurt.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Link

lidwoord + zelfstandig nw
In het Duits heb je ...

mannelijke znw: Mann,  Freund  >  der  Mann,  der Freund

vrouwelijke znw:  Frau,  Freundin  >   die  Frau, die Freundin

onzijdige znw:  Kind,  Haus  >   das  Kind, das Haus

Slide 11 - Slide

bezittelijke voornaamwoorden
Dit heeft veel met persoonlijke voornaamwoorden te maken. 
Van wie is ..?

mijn, jouw, zij, haar         HUIS 
ons, jullie, hun                  HUIS

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

MANNELIJK
mein Freund
dein Freund
sein Freund
ihr Freund
unser Freund
euer Freund
ihr Freund
Ihr Freund
VROUWELIJK
meine Freundin
deine Freundin
seine Freundin
ihre Freundin
unsere Freundin
euere Freundin
ihre Freundin
Ihre Freundin

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide