3.1 en 3.2 3TL economie

3.1 Hoe betaal je?
Herhaling
-Het verschil tussen directe en indirecte ruil.
-Het verschil tussen giraal en chartaal geld.
-De functies van geld.
-Hoe je het nieuwe saldo berekent
1 / 11
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

3.1 Hoe betaal je?
Herhaling
-Het verschil tussen directe en indirecte ruil.
-Het verschil tussen giraal en chartaal geld.
-De functies van geld.
-Hoe je het nieuwe saldo berekent

Slide 1 - Slide

Hoe betaal je
Directe ruil = als je producten ruilen tegen andere producten.
goederen -> goederen

Indirecte ruil = Goederen of diensten ruilen met een ruilmiddel(geld).
goederen -> geld -> goederen

Slide 2 - Slide

De functies van geld zijn:
Ruilmiddel: Met geld kun je iets kopen.

Rekenmiddel: Met geld stel je vast hoeveel iets waard is.
Je kunt prijzen vergelijken.

Spaarmiddel: Met geld kun je sparen voor iets wat je later wilt kopen.

Slide 3 - Slide

Chartaal geld = munten en biljetten


Giraal geld = geld op je betaal rekening

Slide 4 - Slide

Saldo bereken
Nieuw saldo = oud saldo + ontvangsten – betalingen


Voorbeeld
Oud saldo        € 24,51 te goed (creditsaldo)
Ontvangen        € 9,00 +
Betaald             € 50,00 –
Nieuw saldo   € 16,49 te kort (debetsaldo)

Creditsaldo:   Je hebt geld te goed, positief, in de plus
Debetsaldo:   Je hebt geld te kort, negatief, in de min, rood staan.

Slide 5 - Slide

3.2 Wat levert sparen op?
Je leert:
- welk belang heeft de bank erbij dat je spaart
- wat de reden zijn om te sparen
- hoe je berekent wat sparen aan rente oplevert

Slide 6 - Slide

Sparen
- Wat is sparen eigenlijk?
Geld opzij leggen voor later.
- Wat is jouw voordeel als je spaart?
Je ontvangt rente en je hebt later meer te besteden.
- Waarom wil de bank dat jij spaart?
Bank gebruikt jouw geld om aan anderen te lenen, zij ontvangen meer rente dan dat ze jou betalen.

Slide 7 - Slide

Sparen

Slide 8 - Slide

Spaarmotieven
Redenen om te sparen:

  • Sparen voor een doel:     Je wilt in de toekomst een bepaald                                                         artikel kopen.
  • Sparen uit voorzorg:         Voor als er iets duurs stuk gaat.
  • Sparen voor de rente:      Je krijgt rente van de bank op je                                                               spaargeld.

Slide 9 - Slide

Soorten rente
- Gewone spaarrekening:   Variabele rente, de rente
                                                        verandert steeds. Je kan altijd geld
                                                        opnemen van deze rekening.

- Spaardeposito:                     Je zet geld voor een langere tijd vast
                                                        op een rekening. Je ontvangt een
                                                        vaste rente, die ook iets hoger is.

Slide 10 - Slide

Week taak
Lezen paragraaf 3.1 Hoe betaal je?
De Lesson Up bekijken.

Maken opdracht 1 t/m 20

Einde

Slide 11 - Slide