REK, P3 (P2 3R1A/B), naar verhouding

les-informatie
lesdoel   uitleggen / oefenen / toetsen

past bij   ffRekenen mbo 2

auteur   MB
datum   april 2023

1 / 10
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

les-informatie
lesdoel   uitleggen / oefenen / toetsen

past bij   ffRekenen mbo 2

auteur   MB
datum   april 2023

Slide 1 - Slide

naar verhouding
- Je vergelijkt twee of meer situaties (gekoppelde grootheden).
- Het gaat NIET om het eindgetal, maar je neemt in elke situatie dezelfde maat, en daarvan bepaal je het getal.
bijvoorbeeld kosten
Welke stof is naar verhouding het goedkoopste?
blauwe katoen € 13,00 voor 2 meter
rode katoen  € 3,50 per halve meter
Je rekent dan uit wat de katoen per meter kost.

Slide 2 - Slide

naar verhouding
voorbeeld kosten
Welke stof is naar verhouding het goedkoopste?
blauwe katoen € 13,00 voor 2 meter
rode katoen  € 3,50 per halve meter
Je rekent dan uit wat de katoen per meter kost.

blauw € 13,00 : 2 (meter) = € 6,50 per meter
rood € 3,50 x 2 (0,5 meter) = € 7,00 per meter
De blauwe stof is naar verhouding het goedkoopst.

Slide 3 - Slide

naar verhouding het goedkoopste
blauwe katoen € 15,00 voor 3 meter
rode katoen € 3,00 per halve meter
Type je berekeningen en je antwoord.
timer
4:00

Slide 4 - Open question

naar verhouding
- Je vergelijkt twee of meer situaties (gekoppelde grootheden).
- Het gaat NIET om het eindgetal, maar je neemt in elke situatie dezelfde maat, en daarvan bepaal je het getal.
bijvoorbeeld snelheid
Marcel rent 800 m in 2 minuten.
Joost rent 400 m in 100 seconden.
Wie rent naar verhouding het snelst?

Slide 5 - Slide

naar verhouding
voorbeeld snelheid
Marcel rent 800 m in 2 minuten.
Joost rent 400 m in 100 seconden.
Wie rent naar verhouding het snelst?

Je gaat de lengte in 100 m, en de tijdmaten in seconden zetten.
M rent 100 m in (120 seconden : 8) = 15 seconden
J  rent 100 m in (100 seconden : 4) = 25 seconden
M rent naar verhouding het snelst.

Slide 6 - Slide

Marcel rent 800 m in 2,1 minuten.
Joost rent 400 m in 90 seconden.
Wie rent naar verhouding het snelst? Type je berekeningen.

Slide 7 - Open question

naar verhouding
verbruik
- Je vergelijkt twee of meer situaties (gekoppelde grootheden).
- Het gaat NIET om het eindgetal, maar je neemt in elke situatie dezelfde maat, en daarvan bepaal je het getal.
bijvoorbeeld verbruik
auto A verbruikt 10 liter benzine per 100 km
auto B verbruikt  8 liter benzine per 50 km.
Welke auto is naar verhouding het zuinigst?


Slide 8 - Slide

naar verhouding
verbruik
voorbeeld verbruik
auto A verbruikt 10 liter benzine per 100 km
auto B verbruikt  8 liter benzine per 50 km.
Welke auto is naar verhouding het zuinigst?

Je rekent uit wat het verbruik is per kilometer.
A   10 L : 100 = 0,1 L per km
B     8 L : 50   = 0,16 L per km
Auto A is naar verhouding het zuinigst.

Slide 9 - Slide

Auto C verbruikt 12 liter voor 110 km.
Auto D verbruikt 15 L voor 200 km.
Welke auto is het MINST zuinig?

Slide 10 - Open question