omtrek cirkel oppervlakterechthoek en metriek stelsel

Oefenen
Omtrek cirkel
Rond in alle opgaven af op 2 cijfers achter de komma, tenzij anders wordt gevraagd.
1 / 23
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Oefenen
Omtrek cirkel
Rond in alle opgaven af op 2 cijfers achter de komma, tenzij anders wordt gevraagd.

Slide 1 - Slide

opdracht 1
Bereken de omtrek van een cirkel met een straal van 5 cm. 

Afronden op twee cijfers achter de komma noemen we ook wel 
afronden op twee decimalen.

Slide 2 - Slide

                                                     Opdracht 1 - uitwerking
De straal van de cirkel is 5 cm. 
De diameter is dan 10 cm.
omtrek = diameter ∙ π = 10 ∙ π ≈ 31,42 cm
 ≈ betekent is ongeveer (omdat je afrond)

Slide 3 - Slide

                                                           Opdracht 2
Bereken de omtrek van een cirkel met een diameter van 25 cm.

omtrek = diameter ∙ π
 = 25 ∙ π ≈ 78,54 cm

Slide 4 - Slide

                                                           Opdracht 3
Bereken de omtrek van een cirkel met een diameter van 25 km.

De straal van de cirkel is 25 km. 
De diameter is dan 2x25 = 50 km.
omtrek = diameter ∙ π 
= 50 ∙ π ≈ 157,08 km

Slide 5 - Slide

                                                           Opdracht 4
Bereken de omtrek van een cirkel met een diameter van 170 m.


omtrek = diameter ∙ π 
= 170 ∙ π ≈ 534,07 m

Slide 6 - Slide

                                                           Opdracht 5
Bereken de omtrek van een cirkel met een diameter van 2500 m. 
Geef je antwoord in km en rond af
op 3 decimalen!


omtrek = diameter ∙ π 
= 2500 ∙ π ≈ 7853,98 m

De omtrek van de cirkel is 7853,98 : 1000 = 7,854 km 

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Metriek stelsel

0,0022km3=...m3
A
2,2
B
2200
C
22000
D
2200000

Slide 11 - Quiz

Metriek stelsel

15cm2=...mm2
A
150
B
1500
C
1,5
D
0,15

Slide 12 - Quiz

Wat is de oppervlakte van dit figuur?
A
50m2
B
30m2
C
25m2
D
15m2

Slide 13 - Quiz

Wat is de oppervlakte?
A
90m2
B
180m2
C
1800m2
D
900m2

Slide 14 - Quiz

Wat is de oppervlakte van de
rechthoek?

A
5
B
6,5
C
12,5
D
10

Slide 15 - Quiz

Oppervlakte?

A
13 cm²
B
6,5 cm²
C
12,5 m²
D
10 m²

Slide 16 - Quiz

Wat is de oppervlakte van deze rechthoek?
A
1m2
B
10km2
C
10m2
D
1km2

Slide 17 - Quiz

Wat is de oppervlakte van de
rechthoek?

A
5cm2
B
7cm2
C
12,5cm2
D
10cm2

Slide 18 - Quiz

Oppervlakte?

A
13
B
6,5
C
12,5
D
10

Slide 19 - Quiz

Huiswerk
Opdracht fiets en 

Slide 20 - Slide

1. Bereken de omtrek van het grote fietswiel

2. Bereken de omtrek van het kleine fietswiel.

3. Hoe vaak moet het kleine wiel ronddraaien om dezelfde afstand af te leggen als het grote wiel?

Slide 21 - Slide

1. Bereken de omtrek van het grote fietswiel
omtrek = diameter ∙ π
= 90 ∙ π ≈ 282,74 cm

2. Bereken de omtrek van het kleine fietswiel. omtrek = diameter ∙ π
= 30∙ π ≈ 94,25 cm

3. Hoe vaak moet het kleine wiel ronddraaien om dezelfde afstand af te leggen als het grote wiel?
282,74: 94,25 ≈ 3 keer

Slide 22 - Slide

Oefening 1
Bereken en vul in.
a. 0,6 km² = ....... hm²
b. 0,2 dm² = ....... cm²
c. 0,7 dm² = ....... cm²
d. 300 m² = ....... hm²
e. 0,1 cm² = ....... mm²
f. 0,04 dm² = ....... cm²
g. 2 are = ....... m²
h. 0,9 m² = ....... dm²

i. 0,5 m² = ....... cm²
j. 4 dm² = ....... mm²
k. 30.000 mm² = ....... dm²
l. 800 dm² = ....... dam²
m. 4 hm² = ....... km²
n. 60 km² = ....... hectare
o. 100 m² = ....... dm²
p. 0,5 dm² = ....... mm²
q. 0,8 centiare = ....... cm²
r. 17.500 cm² = ....... m²

Slide 23 - Slide