This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
§1.2 Leven in een industriestad
Liberalisme
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen vandaag?
- Welkom!
- Planning
- Afmaken §1.2
- Aan de slag!
- Hoe beantwoord ik een vraag?
- Quizizz
- Afsluiting
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Leerdoelen
Je kunt uitleggen:
- Wat de werk- en leefomstandigheden van de arbeiders zijn
- Wat de werk- en leefomstandigheden van de gegoede burgerij zijn
Slide 4 - Slide
Europa rond 1850:
Zet de bevolkingsgroepen op de juiste plek in de sociale piramide
Arme boeren, landarbeiders & fabrieksarbeiders
Kooplieden & fabriekseigenaren
Ambachtslieden, winkeliers & kleine boeren
Slide 5 - Drag question
Veranderende gelaagdheid
Bovenste klasse
Steeds meer fabrieken betekent steeds meer (rijke) fabriekseigenaren. Zij worden de belangrijkste groep in de samenleving: de gegoede burgerij
Middenklasse
In de steden moet ook veel werk gedaan worden door kleine bedrijven of mensen met een opleiding (winkeliers, onderwijzers, politie). Deze mensen verdienen prima, maar zijn minder rijk dan de gegoede burgerij. We noemen hen de middenklasse
Onderste klasse
Door de opkomst van de industrie werken steeds meer mensen in de fabrieken. Door verbeteringen (machines) in de landbouw is daar minder werk en gaan veel boeren in de stad werken als arbeiders
Slide 6 - Slide
0
Slide 7 - Video
Slide 8 - Video
Gegoede burgerij
Rijke mensen gaan buiten de stad wonen, in luxe huizen
Deze gegoede burgerij heeft veel geld en bezittingen
Ze hebben een eigen wc, gezond voedsel en schone lucht
Kinderen en vrouwen hoeven niet te werken
Kinderen gaan naar school en vrouwen zorgen voor de kinderen en het huis
Slide 9 - Slide
Rond 1860 worden arme mensen gemiddeld 40. Waarom wordt de gegoede burgerij vaak ouders?
Slide 10 - Open question
0
Slide 11 - Video
1) Fabriekseigenaren betalen [.................1.................] loon, want dan kunnen ze meer [.................2.................] maken
2) Fabriekseigenaren betalen [.................3.................] loon als iemand ziek is, want een zieke [.................4.................] geld voor de baas
3) Fabriekseigenaren maken machines [.................5.................], want anders [.................6.................]
De slechte werkomstandigheden zijn het gevolg van kapitalisme. Maak de zinnen kloppend.
geen
wel
veel
verdient geen
verdient
producten
brengt het geld op
onveilig
winst
zo min mogelijk
veilig
kost het geld
Slide 12 - Drag question
Liberalisme
De meeste bestuurders in de 19de eeuw zijn liberalen
Het liberalisme is een politieke stroming
De liberalen willen zoveel mogelijk vrijheid voor alle burgers
Dit betekent dat de overheid zich weinig bemoeit met burgers
Slide 13 - Slide
Liberalen
Kiesrecht voor zij die belasting betalen
"Langzaam uitbreiden"
--> conflict binnen de liberalen
Vrouwen niet
Slide 14 - Slide
Liberalen
Rijke burgers en industriëlen zijn liberaal: hogere winsten zonder sociale wetten
Dankzij censuskiesrecht is ook de regering liberaal: inkomen bepaald stemrecht
Gevolg: rijken stemmen op liberalen
Gevolg: géén sociale wetgeving
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Video
Wat is economie?
Slide 17 - Open question
Liberalisme: economisch
Liberalen zijn voorstanders van het kapitalisme
De regering bemoeit zich zo min mogelijk met de economie
Fabriekseigenaren mogen alles voor hun bedrijf bepalen
Zo zullen alleen de goede bedrijven overblijven
Slide 18 - Slide
Voor wie is het liberalisme vooral goed?
A
Fabriekseigenaren
B
Fabrieksarbeiders
C
Het is voor iedereen goed
Slide 19 - Quiz
Liberalisme: politiek
Liberalen willen dat de overheid mensen met rust laat
De overheid moet alleen zorgen voor orde en veiligheid
Vrijheid moet voor iedereen zijn, maar kiesrecht niet
Dat moet alleen voor de rijke mannen zijn
Slide 20 - Slide
Als alleen rijke mannen mogen stemmen, wie worden dan altijd gekozen?
A
Rijke vrouwen
B
Arme arbeiders
C
De middenklasse
D
Rijke mannen
Slide 21 - Quiz
Grondrechten
De bevolking heeft een aantal grondrechten.
Bijv. vrijheid van vereniging
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Video
Kiesrecht!
Mannen: algemeen kiesrecht
1917: passief kiesrecht
1917: actief kiesrecht
Vrouwen:
1917: passief kiesrecht
1919: actief kiesrecht.
passief: Je bent verkiesbaar
Actief: Je mag zelf een stem uitbrengen.
Slide 24 - Slide
Nakijken
1.1 vraag 13
1.2 vraag 2 t/m 7
Slide 25 - Slide
QUIZIZZ
Slide 26 - Slide
Aan de slag!
Maak van par. 1.2 vraag 8, 9, 10 en 12.
Slide 27 - Slide
Hoe beantwoord ik een vraag?
- Goed lezen! (hoeveel antwoorden worden er van mij gevraagd?)
- Neem een deel van de vraag over in je antwoord.
- Controleer je antwoord, heb je écht antwoord gegeven op wat er gevraagd wordt?