zwakke werkwoorden

zwakke werkwoorden 
1 / 13
next
Slide 1: Slide
DuitsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

zwakke werkwoorden 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Zwakke werkwoorden
Wat zijn zwakke werkwoorden? (regelmatig)

Hoe vervoeg je een zwak werkwoord? (bijv. wonen of maken)

Stam bepalen

Uitzonderingen/groepen



Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Eselsbrücke
(Fe) e-st-t-en-t-en
i-d-e-w-i-s

Slide 5 - Slide

Het zwakke werkwoord
Wohnen (wonen)
Stam: wohn
Uitgang
(FEESTTENTEN)
ich
e
du
st
er / sie / es
t
wir
en
ihr
t
sie / Sie
en

Slide 6 - Slide

Uitzonderingen

Normale groep: (FE)E-ST-T-EN-T-EN
Uitgang op -d of -t
Uitgang op -s -z -ß -ss -x 

Slide 7 - Slide

Zwakke werkwoorden

Slide 8 - Slide

Samen oefenen
opdrachten 

Slide 9 - Slide

(du/finden) ______________ du den Weg?
(er, sie, es/halten) ______________ er das Buch?
(ihr/lesen) ______________ ihr gern Bücher?
(du/stoßen) ______________ du dich oft?
(er, sie, es/senden) ______________ er die E-Mail?
(du/heißen) Wie ______________ du?
(ihr/wissen) ______________ ihr die Antwort?

Slide 10 - Slide

(er, sie, es/reiten) ______________ sie oft?
(du/essen) ______________ du gern Gemüse?
(ihr/fahren) ______________ ihr oft in den Urlaub?

wie viele Fehler hattet ihr?

Slide 11 - Slide

Wiederholung
Wat hebben we geleerd vandaag?
welke uitzonderingen waren er?
Bij welke persoonsvorm gebeurd er iets?

Slide 12 - Slide

Hausaufgaben
Lernen der Wörter von Kapitel 5.
volgende les overhoring.

Slide 13 - Slide