lesson 5

1 / 38
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Goals
Leerdoel
Je kunt bekende informatie verstaan en onderscheiden in een duidelijk gesproken tekst.

Je kunt in eenvoudige beschrijvende taal vergelijkende uitspraken doen.

Slide 2 - Slide

Roosevelt noemt vier belangrijke vrijheden, die iedereen zou moeten hebben. Welke vrijheden heb je gehoord?

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Which 4 freedoms did president Roosevelt talk about?

Slide 5 - Mind map

Kunstenaar Norman Rockwell maakt, ook in 1941, bij elke vrijheid een schilderij. .

Slide 6 - Slide

Bijna 80 jaar later vinden Hank Willis Thomas en Emily Shur dat de oude beelden van Rockwell niet meer passen bij de huidige tijd. Zij maken in 2018 nieuwe beelden bij de vier vrijheden. Bekijk de oude en de nieuwe verbeelding van ‘Freedom of Speech’. Benoem zoveel mogelijk verschillen tussen het oude en nieuwe beeld. 

Doe dit zoveel mogelijk in het Engels

Slide 7 - Slide

timer
1:00

Slide 8 - Slide

Goals
Leerdoel
Je kunt bekende informatie verstaan en onderscheiden in een duidelijk gesproken tekst.

Je kunt in eenvoudige beschrijvende taal vergelijkende uitspraken doen.

Slide 9 - Slide

Reading books
timer
10:00

Slide 10 - Slide

Goals
Leerdoel

Als je de grammatica oefeningen doet snap je ze allemaal.

Slide 11 - Slide

check
unit 7 lesson 1
exercise 14 lesson 2
C and F (self-test)

Ask questions if you have any!

Slide 12 - Slide

1. There are only (een paar) pancakes left.
2. There were (weinig) kids at soccer practice today.
3. Do you have (een beetje) milk?
4. There’s too (weinig) ham on this pizza!
5. Could you give me (een paar) apples, please?

Slide 13 - Slide

1. There are (veel) pancakes left.
2. There were (veel) kids at soccer practice today.
3. Do you have (veel) milk?
4. There’s too (veel) ham on this pizza!
5. Could you give me (veel) apples, please?

Slide 14 - Slide

Imperative:
Schiet op!
A
You have to hurry up!
B
Hurry up!

Slide 15 - Quiz

Imperative:
Steek niet over!
A
Cross not the road.
B
You cross not the road.
C
Don't cross the road.

Slide 16 - Quiz

Use short answers.

Is Shelly nice? Yes, ...
A
they are.
B
she is.
C
she does.
D
it is.

Slide 17 - Quiz

Short answer, please:
Can I help you?
A
No, you won't.
B
Yes, you will.
C
No, you can't.
D
Yes, you do.

Slide 18 - Quiz

Klopt! 
Klopt niet! 
Een (+) past simple eindigt altijd op -ed
Je gebruikt de past simple voor dingen die altijd waar zijn. 
Je ontkent een past simple door didn't plus het hele werkwoord te gebruiken 
Past Simple gaat om een specifiek moment in het verleden.

Slide 19 - Drag question

past simple
Geen past simple! Ook geen verleden tijd
Geen past simple! Wel verleden tijd

Slide 20 - Drag question

Past simple regular verbs

Past simple irregular verbs
run
stop
know
jump
buy
come

Slide 21 - Drag question

Sally (not go) by bike because it (rain).
  you (watch) the game last night?
Alan (walk) home from school yesterday. 
My bike was stolen so I (take) the bus this morning.
You (not change) clothes after PE.

Slide 22 - Slide

comparison
A
vergelijking
B
toewijding
C
treincoupé
D
opbergruimte

Slide 23 - Quiz

Complete the comparison:
bad - ____ - _____
A
badder, baddest
B
worse, worst
C
more bad, most bad
D
more worse, most worst

Slide 24 - Quiz

LE ER OW Y
2 lettergrepen
little-littler-littlest
clever-cleverer-cleverest
narrow-narrower--narrowest
funny-funnier-funniest

Slide 25 - Slide

George is the (fit) boy of our class.
The questions in the test are even (simple) than the ones in the book.
Johnny Depp is  
more famous (famous) than Kevin Spacey.
These questions are (easy) as you might think.

Slide 26 - Slide

wie?
bijwoord
doet?
wat?
waar?
wanneer?
Word Order
timer
1:00
George
outside
tennis
played
never
last summer

Slide 27 - Drag question

wie?
doet?
wat?
waar?
wanneer?
Word Order
timer
1:00
Carolyn
in summer
walking
on the beach
enjoys

Slide 28 - Drag question

wie?
doet?
wat?
waar?
wanneer?
Word Order
timer
1:00
We
in the park
go
roller-skating
every Saturday

Slide 29 - Drag question

Word order
He
played
beautifully
the flute
yesterday

Slide 30 - Drag question

Match the tag questions to the sentences
You are happy, _________________
She is crazy, _________________
He looks perfect, _________________
She makes delicious pie, _________________
They are nice, _________________
aren't you?
isn't she?
doesn't he?
doesn't she?
aren't they?

Slide 31 - Drag question

's/s'/...of...?
This is the first page ... the book.
A
's
B
'
C
...of...

Slide 32 - Quiz

fill in: 's, s', ....of.....

Which is correct:
A
My parents's car is brand-new.
B
My parents' car is brand-new.
C
The car of my parents is brand-new.
D
My parents car is brand-new

Slide 33 - Quiz

's/s'/...of...?
This is Khalid ... book.
A
's
B
'
C
...of...

Slide 34 - Quiz

's/s'/...of...?
The girls ... restroom is over there.
A
's
B
'
C
...of...

Slide 35 - Quiz

Goals
Leerdoel

Als je de grammatica oefeningen doet snap je ze allemaal.

Slide 36 - Slide

Ik snap de grammatica voor de toets
Ja
Nee

Slide 37 - Poll

Now study for the test
-in silence
-don't forget the words and the phrases

Homework next week: bring a dictionary (next to your normal books)

Slide 38 - Slide