H1 Tekstsoort, tekstdoel en onderwerp les 1 (24/08)

Welkom!
Ga rustig op je plek zitten en leg je boeken op tafel 
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Ga rustig op je plek zitten en leg je boeken op tafel 

Slide 1 - Slide

10 minuten stil lezen uit je leesboek 

Slide 2 - Slide

H1 Tekstsoort, tekstdoel en onderwerp les 1

Slide 3 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Wat weet je nog?
  • Theorie
  • Werken aan de opdracht  

Slide 4 - Slide

Wat weet je nog?

Slide 5 - Slide

Wat weet je nog?
Wat? Maak opdracht 1 op bladzijde 10 
Hoe? Zelfstandig en stil 
Tijd? 5 minuten 
Vragen? Steek je hand op en ik kom bij je langs 
Klaar? Lees alvast de theorie op bladzijde 44 - 49 van het handboek.

Na vijf minuten bespreken we de opdracht. 
timer
5:00

Slide 6 - Slide

Theorie 
Tekstsoorten, tekstdoel en onderwerp 

Slide 7 - Slide

Tekstsoorten 
Er zijn drie soorten teksten:
  • Verhalende teksten 
  • Informerende teksten
  • Waarderende teksten 

Slide 8 - Slide

Tekstsoorten 
Verhalende teksten:
  • De schrijver wil je met zijn verhaal vermaken of tot nadenken aanzetten. 
  • Gevoel en emoties spelen een belangrijke rol. 
  • Fantasie en fictie is mogelijk 

Wat zijn voorbeelden van verhalende teksten?
  • Roman, sprookje, sciencefiction, strip, gedicht, liedje 

Slide 9 - Slide

Tekstsoorten 
Informerende teksten:
  • Het gaat hierbij om feiten, wat echt gebeurd is. 
  • Belangrijkste doel is om de lezer betrouwbare informatie te geven. 

Wat zijn voorbeelden van informerende teksten?
  • Krantenbericht, schoolboek, werkstuk, gebruiksaanwijzing, uitnodiging, recept 

Slide 10 - Slide

Tekstsoorten 
Waarderende teksten:
  • Schrijver probeert vragen als 'Wat vind ik ervan?' of 'Wat kan je daarover denken?' te beantwoorden. 
  • Belangrijkste doel is om een oordeel te geven. 

Wat zijn voorbeelden van waarderende teksten?
  • Boekrecensie, protest, discussie 

Slide 11 - Slide

Tekstdoelen
Een auteur wil iets bereiken bij zijn lezer. Elke tekst heeft dus een tekstdoel. 

Bij elke tekstsoort en bijbehorende tekstdoel passen verschillen de tekstvormen. Tekstvormen zitten niet altijd vast aan een tekstdoel. 
  • Een krantenartikel kan een verslag zijn van een nieuwsgebeurtenis (informerend), maar kan ook een betoog bevatten over een actueel onderwerp (waarderend) 

Slide 12 - Slide

Doel
Tekstvorm 
Verhalende tekstsoorten
Vertelling 
delen van persoonlijke ervaringen en gebeurtenissen
gesprek, dagboek, persoonlijk verslag, blog 
Verhaal 
vermaken of tot nadenken aanzetten door een verhaal te vertellen
kort verhaal, fabel, mop, roman sprookje stripverhaal, filmscenario 

Slide 13 - Slide

Doel
Tekstvorm 
Informerende tekstsoorten
verslag
een zaak of verschijnen beschrijven en orderenen
werkstuk, verslag van proefje, onderzoeksverslag, logboek  
procedure 
instructie geven en beschrijven hoe je iets moet doen
gebruiksaanwijzing, recept, routebeschrijving, reglement
verklaring / uiteenzetting 
een verschijnsel of gebeurtenis verklaren en uitleggen
lesboek, nieuwsbericht, historisch boek, werkstuk
oproep / verzoek 
activeren; andere motiveren of verzoeken om iets te doen 
aankondiging, advertentie, reclametekst, sollicitatie, uitnodiging

Slide 14 - Slide

Doel
Tekstvorm 
Waarderende tekstsoorten
Betoog
overtuigen door een standpunt met argumenten te onderbouwen
ingezonden brief, klachtenbrief, protestbrief 
Recensie 
evalueren van een boek, film, toneelstuk, muziekstuk, product, service, et cetera 
blog, review, krantenartikel 
Beschouwing 
een onderwerp vanuit een of meer gezichtspunten bekijken 
column, discussie, essay 

Slide 15 - Slide

Onderwerp van tekst 
Het onderwerp van een tekst kan je vaak samenvatten in één woord of woordgroep. 

  • Een schrijver behandelt vaak meer kanten van een onderwerp. Dat noem je deelonderwerpen
  • De hoofdgedachte is het belangrijkste wat de schrijver wil zeggen over het onderwerp. Je vindt deze vaak in de titel, inleiding of slot. Het staat soms niet letterlijk in de zin. 

Slide 16 - Slide

De opdracht
Wat? Opdracht 3 en 4 op bladzijde 10 
Hoe? Zelfstandig (eerste vijf minuten in stilte)
Tijd? Tot het einde van de les 
Vragen? Eerste vijf minuten niet, steek daarna je hand op 
Klaar? Lees verder uit je leesboek of maak ander huiswerk. 
timer
1:00

Slide 17 - Slide

Huiswerk
Voor volgende week donderdag (31/08) moet opdracht 3 en 4 op bladzijde 10 af zijn. 

Schrijf dit op in je agenda. 

Slide 18 - Slide